isolatiecontrole volgens het hoofdstuk Onderhoud
worden uitgevoerd.
Waarschuwing voor kneuzingen!
Bij transporteerbare opstellingen kan het aggre-
gaat bij het inschakelen en/of tijdens het bedrijf
omvallen. Zorg ervoor dat het aggregaat op een
vaste ondergrond staat en de pompvoet juist is
gemonteerd.
Omgevallen aggregaten moeten voor het rechtop zet-
ten worden uitgeschakeld.
Bij de uitvoering met een CEE-stekker moet de IP-
beschermingsgraad van de CEE-stekker in acht wor-
den genomen.
6.5.1 Voor het inschakelen
De volgende punten moeten worden gecontroleerd:
• Kabelgeleiding – geen lussen, licht gespannen
• Temperatuur van het transportmedium en dompel-
diepte controleren – zie Technische gegevens
• Wordt aan drukzijde een slang gebruikt, dan moet die
voor gebruik met helder water uitgespoeld worden,
zodat er geen afzettingen meer zijn die tot verstop-
pingen kunnen leiden.
• Grote verontreinigingen van de pompput moeten wor-
den gereinigd
• Het leidingsysteem moet aan de druk- en aanzuigzijde
worden gereinigd
• Alle schuifkleppen aan de druk- en aanzuigzijde moe-
ten geopend zijn
• De hydrauliekbehuizing moet ondergedompeld wor-
den, d.w.z. hij moet volledig met medium gevuld zijn en
er mag zich geen lucht meer in bevinden. De ontluch-
ting kan door geschikte ontluchtingsinrichtingen in de
installatie of, indien voorhanden, door ontluchtings-
schroeven aan het drukstuk gebeuren.
• Controleren of de toebehoren, het buisleidingsysteem
en de inhanginrichting goed en correct vastzitten
• Controle van aanwezige niveauregelingen of droog-
loopbeveiliging
6.5.2 Bediening
Producten met een stekker of een schakelapparaat
worden direct met de stekker of het schakelapparaat
in- en uitgeschakeld.
Bij producten met een vlotterschakelaar kan met de
stekker of het schakelapparaat tussen het handbedrijf
en het automatische bedrijf geschakeld worden.
Handmatig in- en uitschakelen (handbedrijf)
• Voor het inschakelen stelt u de schakelaar op de stek-
ker of het schakelapparaat in de positie "Aan" (I of ON).
• Voor het uitschakelen stelt u de schakelaar op de stek-
ker of het schakelapparaat in de positie "Uit" (0 of
OFF).
Automatisch in- en uitschakelen via de niveaurege-
ling (automatisch bedrijf)
• Om het automatisch bedrijf in te schakelen, stelt u de
schakelaar op de stekker of het schakelapparaat in de
positie "AUTO".
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-EMU KS.../KS...Ex
• Om het automatisch bedrijf uit te schakelen, stelt u de
schakelaar op de stekker of het schakelapparaat in de
positie "Uit" (0 of OFF).
Het automatisch bedrijf werkt alleen met een aange-
sloten vlotterschakelaar. De in- en uitschakelpunten
worden door de niveauregeling vastgesteld.
6.5.3 Na het inschakelen
De nominale stroom wordt bij de aanloopprocedure
kort overschreden. Na de aanloopprocedure mag de
bedrijfsstroom de nominale stroom niet meer over-
schrijden.
Als de motor na het inschakelen niet onmiddellijk aan-
slaat, moet deze onmiddellijk uitgeschakeld worden.
Voor het opnieuw inschakelen moeten de schakelpau-
zes volgens het hoofdstuk „Technische gegevens" in
acht genomen worden. Bij een volgende storing moet
het aggregaat onmiddellijk opnieuw worden uitge-
schakeld. Een nieuwe inschakelprocedure mag pas uit-
gevoerd worden als de fout verholpen is.
6.6 Gedrag tijdens het gebruik
Bij het gebruik van het product moeten de ter plaatse
geldende wetten en voorschriften voor veiligheid op
de werkplek, ongevallenpreventie en de omgang met
elektrische machines in acht worden genomen. Voor de
veiligheid moet de exploitant duidelijk de bevoegdhe-
den van het personeel vastleggen. Het volledige perso-
neel is verantwoordelijk voor het naleven van de
voorschriften.
Het product is uitgerust met beweeglijke componen-
ten. Tijdens het bedrijf draaien deze componenten om
het medium te kunnen transporteren. Door bepaalde
stoffen in het transportmedium kunnen op de
beweeglijke componenten zeer scherpe randen wor-
den gevormd.
Waarschuwing voor draaiende componenten!
De draaiende componenten kunnen ledematen
beknellen en afsnijden. Grijp tijdens het gebruik
nooit in de hydrauliek of de draaiende compo-
nenten. Schakel het product voor onderhouds-
en reparatiewerkzaamheden uit en laat de draai-
ende componenten tot stilstand komen!
De volgende punten moeten regelmatig worden
gecontroleerd:
• Bedrijfsspanning (toegestane afwijking +/- 5 % van
de toegekende spanning)
• Frequentie (toegestane afwijking +/-2 % van de
toegekende frequentie)
• Stroomverbruik (toegestane afwijking tussen de
fasen max. 5 %)
• Spanningsverschil tussen de verschillende fasen
(max. 1 %)
• Schakelfrequentie en -pauzes (zie Technische gege-
vens)
• Ingesloten lucht in de toevoer, eventueel moet een
stootplaat aangebracht worden
• Minimaal onderdompelingspeil, niveaubesturing,
droogloopbeveiliging
• Rustige loop
Nederlands
121