Dräger adviseert vanwege de fysische spoeltijden, om
metingen in de lekdetectie assistent zonder slang/sonde of
alleen met een korte slang (max. 2 m) uit te voeren.
Voorwaarden:
– Het gasmeetinstrument is uitgerust met een pomp en is
ingeschakeld.
– Alle geïnstalleerde sensoren zijn opgewarmd.
– Het gasmeetinstrument is klaar om te meten.
Om een lekdetectie uit te voeren:
1. Met het benodigde gebruikersniveau aanmelden.
2. In de meetmodus
> Lek zoeken selecteren.
3. Geslaagde lekdichtheidstest bevestigen om de meting te
starten.
Op het display "Meetkanaal afzonderlijk" geeft het apparaat
signaaltonen, waarvan de frequentie bij toenemende
gasconcentratie oploopt. Zodra de vooralarmgrens wordt
bereikt, wordt het weergegeven.
Om de lekdetectie te beëindigen:
1. In de lekdetectie-meetmodus
bevestigen.
2. Pompadapter demonteren.
3. Naar de normale meetmodus terugkeren.
4.16 Benzeen-/voorbuisje meting met
assistent uitvoeren
De gebruiksaanwijzing van het betreffende buisje
opvolgen!
Het gebruik van een voorbuisje is alleen mogelijk in
combinatie met de assistent.
Tijdens de benzeen-/voorbuisje meting zijn het optische-, het
akoestische- en het vibratiealarm alsmede de alarmevaluatie
gedeactiveerd.
Een benzeen-/voorbuisje meting (fotoionisatie detector) met
voorbuisje (bijv. prefilterbuisje benzeen) is alleen met de
benzeen-/voorbuisje assistent mogelijk.
Tijdens de benzeen-/voorbuisje meting worden het te meten
gas en de piekwaarden op het display weergegeven. Alle
overige sensoren worden niet geëvalueerd.
Als het meetgas wordt gewijzigd bij gebruik van de assistent,
worden bestaande TWA- en STEL-evaluaties gereset.
Voor de gebruikersgassen (VOC, VOC1 ... VOC9) worden
geen assistenten (behalve meten) aangeboden, wanneer in
het gasmeetinstrument geen vaste spoeltijd is ingesteld. Zie
voor aanvullende informatie: "Meten", pagina 168.
4.16.1 Voorbuisjeshouder monteren
Snelle temperatuur- en vochtigheidswijzigingen hebben
invloed op het meetsignaal. Dräger adviseert om bij te
verwachten temperatuur- en vochtigheidswisselingen een
prefilterbuisje vochtigheid te gebruiken voor de meting.
Gebruiksaanwijzing
|
X-am
selecteren en de dialoog
®
8000
1. Pompadapter op het gasmeetinstrument monteren. Let op
dat beide geleidingspennen in de daarvoor bestemde
groeven liggen.
2. Stof- en waterfilter (3) aan het korte slangstuk (4) op de
pompadapter (5) aansluiten.
3. Voorbuisjeshouder (2) op het stof- en waterfilter (3)
monteren.
4. Slang of staafsonde (1) op de voorbuisjeshouder (2)
monteren (slanglengte max. 10 m).
5. Indien nodig: Aanzuigslang met drijver gebruiken.
Zo nodig een verloopstuk voor afwijkende slangdiameters
gebruiken (minimale binnendiameter 3 mm).
4.16.2 Meting uitvoeren
Voor iedere afzonderlijke meting of kalibratie met
voorbuisje een nieuw voorbuisje gebruiken.
Voorwaarden:
– Het gasmeetinstrument is ingeschakeld.
– De gebruiker is met het betreffende gebruikersniveau
aangemeld.
– Opwarmfase 1 van de PID is voltooid.
– Pompadapter met voorbuisjeshouder en het stof- en
waterfilter zijn gemonteerd.
|
Bedrijf
nl
!
5
171