NL
aan.
6. Trap het rempedaal volledig in.
7. Draai de contactsleutel om en start de motor.
8a. Senator-President:
Wanneer de motor is gestart, duwt u de gashendel
geleidelijk naar vol gas als u de choke gebruikt
hebt.
8b. Royal-Pro16-Pro20:
Wanneer de motor is gestart, duwt u de chokehen-
del geleidelijk in als u deze gebruikt hebt.
9. Laat de machine na een koude start niet onmid-
dellijk belast werken, maar laat de motor eerst een
paar minuten warmdraaien. Op die manier kan de
olie opwarmen.
Laat de motor altijd op vol gas draaien wanneer hij
in gebruik is.
STOPPEN
Schakel de krachtafnemer uit. Trek de parkeerrem
aan.
Laat de motor 1 - 2 minuten stationair draaien. Zet
de motor af door de contactsleutel om te draaien.
Sluit de benzinekraan. Dit is vooral belangrijk als
de machine op bijv. een aanhanger vervoerd moet
worden.
Als u de machine zonder toezicht ach-
terlaat, moet u de bougiekabel losma-
ken van de bougie. Trek ook de sleutel
uit het contactslot.
Direct na gebruik kan de motor bijzon-
der heet zijn. Raak de demper, de cilin-
der of de koelribben niet aan. Dit kan
ernstige brandwonden veroorzaken.
KATALYSATOR (Pro20 Cat)
De katalysator wordt tijdens het rijden bijzonder
heet. Ook na het afzetten van de motor blijft de
motor nog een flinke tijd warm. Denk aan het
brandgevaar.
Niet in de omgeving van brandbare
voorwerpen parkeren. De machine niet
afdekken voordat de katalysator is af-
gekoeld.
STUURBEKRACHTIGING (Pro20)
Ingebouwde functie om het sturen te vergemakke-
84
NEDERLANDS
lijken. De bestuurder hoeft minder kracht te ge-
bruiken om het stuur te draaien. De extra kracht
wordt gegenereerd door een hydraulische koppel-
omvormer.
In tegenstelling tot gewone stuurbekrachtiging
(bijv. in een auto) heeft deze stuurbekrachtiging
een beperkte capaciteit. Dat betekent dat hij be-
paalde eigenschappen heeft die als negatief erva-
ren kunnen worden:
- bij lage toerentallen of in situaties waar extra
stuurkracht nodig is, kan de besturing als "hor-
tend" worden ervaren.
- de machine moet altijd in beweging zijn wan-
neer de stuurbekrachtiging wordt gebruikt.
Draai liever niet aan het stuur wanneer de ma-
chine helemaal stilstaat en het accessoire zich in
werkstand (beneden) bevindt.
Het effect van de stuurbekrachtiging is maximaal
bij een normale werksnelheid. Dit levert extra
voordelen op.
De stuurbekrachtiging functioneert ook wanneer
de motor niet draait. Draaien is in dit geval echter
wel lastiger als de machine handmatig moet wor-
den verplaatst.
TIPS
Zorg er voor dat bij rijden op hellingen de juiste
hoeveelheid olie in de motor aanwezig is (oliepeil
op "FULL").
Wees voorzichtig bij het rijden op hel-
lingen. Start of stop niet plotseling wan-
neer u een helling op- of afrijdt. Rijd
nooit dwars over een helling. Rijd van
boven naar beneden en van beneden
naar boven.
Deze machine mag, met daarop origine-
le accessoires gemonteerd, op een hel-
ling met een hoek van maximaal 10°
rijden.
Neem gas terug op hellingen en wan-
neer u scherpe bochten maakt, om te
voorkomen dat de machine kantelt of u
de controle over de machine verliest.
Draai bij rijden in de hoogste versnel-
ling en bij vol gas het stuur niet volledig
naar één kant. De machine kan dan
kantelen.