Zodra vanuit de «START» stand de sleutel losgelaten wordt, komt deze
vanzelf weer in de «DRAAIEN» stand terug.
4.5 HANDREM
De handrem voorkomt dat de machine gaat rijden na het parkeren. De
hendel heeft twee standen:
«A» = Handrem uitgeschakeld
«B» = Handrem ingeschakeld
– Om de handrem in te schakelen dient het pedaal (4.31) volledig te
worden ingetrapt en de hendel in stand «B» gezet te worden; als de
voet van het pedaal gehaald wordt blijft het in deze lage stand staan.
– De positie "Handrem ingeschakeld" wordt aangegeven door het con-
trolelampje dat brandt (4.10.a).
– Om de handrem weer uit te schakelen dient het pedaal (4.31) weer te
worden ingetrapt, waarna de hendel automatisch terug komt in stand
«A».
4.6 VERLICHTINGSSCHAKELAAR
Hiermee kunnen de koplampen worden aangezet als de sleutel (4.4) in
de »DRAAIEN» stand staat.
4.7 HENDEL OM DE MESSEN EN DE REM VAN DE MESSEN
IN TE SCHAKELEN
De drukknop (4.7) schakelt de messen in door middel van electromag-
netische wrijving:
NL
14
«A» Uitgetrokken = Messen uitgeschakeld
«B» Getrokken = Messen ingeschakeld
– Het inschakelen van de messen zonder het in acht nemen van de
voorgeschreven veiligheidsmaatregelen veroorzaakt het afslaan van
de motor die niet meer kan worden aangezet
(
5.2).
– De positie "Ingeschakelde messen" wordt aangegeven door het con-
trolelampje (4.10.c) dat brandt.
– Het ontkoppelen van de messen brengt een rem in werking die
binnen enkele seconden het draaien van de messen stopt.
4.8 GRASHOOGTE REGELAAR
Deze hendel heeft zeven standen, «1» t/m «7», die op de desbetref-
fende sticker staan aangegeven en overeenkomen met dezelfde aantal
maaihoogtes tussen 3 en 9 cm.
– Om van de ene naar de ander stand over te gaan dient er op de ont-
grendelknop aan het einde van de hendel gedrukt te worden.
4.9 HENDEL VOOR HET KANTELEN VAN DE OPVANGZAK
Manuele start
Het kantelen van de opvangzak voor het
leegmaken wordt door de uittrekbare hen-
del uitgevoerd (4.9.1).
4.9.1