10.4
Buitensirene en flitslamp
Om daders af te schrikken en de omgeving te alarmeren,
raden wij u aan, op de alarmcentrale een sirene en een
flitslamp aan te sluiten.
Let erop dat deze alarmgevers buiten zo hoog mogelijk
bevestigd worden (bijv. in de gevel) en de leidingen niet
zichtbaar aangelegd zijn. De akoestische alarmering
buiten kan een storing van de rust in de buurt
veroorzaken. Neem hiervoor de voor het land specifieke
richtlijnen in acht. Wij raden u aan een alarmduur van drie
minuten niet te overschrijden. De visuele alarmering
(flitslicht) blijft tot aan de handmatige bevestiging van het
alarm actief.
Naast de aansturing van sirene en flitslicht raden wij u
aan, het sabotagecontact van de combisignaalgever op
de sabotage-ingang van de alarmcentrale aan te sluiten.
Als het huis van de sirene geopend wordt of de verbinding
met de sirene onderbroken wordt, activeert het
onderbroken sabotagecontact een sabotagealarm.
Aansluitvoorbeeld:
Max. 500mA
Max. 500mA
Aansluiting van een signaalgever met eigen
stroomvoorziening
Het functieprincipe van deze alarmgevercombinaties is
gebaseerd op een permanente spanningsvoeding van de
sirene en van een in het huis van de sirene geïntegreerde
accu.
Op een transistoruitgang van de alarmcentrale is ofwel
een houdspanning voor de sirene aangesloten, die bij
alarm wegvalt (of door sabotage doorgesneden wordt) of
de alarmcentrale geeft bij alarm via de transistoruitgang
een triggersignaal af, dat de sirene en het flitslicht
activeert.
De alarmduur van de sirene wordt direct bij de
signaalgever ingesteld. Het flitslicht blijft ook hier tot aan
de handmatige bevestiging van het alarm actief. Neem
a.u.b. voor de juiste installatie in ieder geval de installatie-
instructies van de signaalgever met eigen
stroomvoorziening in acht.
Aansluitvoorbeeld:
19
NL