12. Afstandsbediening instellen
Ondanks het feit dat uw afstandsbediening reeds in de fabriek op het modelvoertuig afgesteld werd, moet u
de stuurreacties van het model controleren en indien nodig corrigeren en optimaliseren. Want alleen een
model dat perfect op de bestuurder afgestemd is, biedt maximaal rijplezier.
Hiertoe beschikt de afstandsbediening over een eenvoudig te bedienen programmeermenu waarmee u alle
noodzakelijke instellingen voor het model kunt doen.
a) Modelgeheugen selecteren
Uw afstandsbediening heeft in totaal 10 verschillende modelgeheugens waarin u de individuele instelwaarden
voor 10 verschillende modellen kunt opslaan. Als alternatief kunt u ook voor één model verschillende waar-
den instellen en deze telkens afzonderlijk opslaan.
Om het modelgeheugen te selecteren gaat u als volgt te werk:
• Schakel de zender in. Op het LCD-scherm van de zender
verschijnt de bedrijfsaanduiding.
• Druk nu 1 keer op de keuzetoets voor het menu "SEL"
(zie afb. 1, positie 4).
Linksboven op het scherm verschijnt de aanduiding
"MDL" en in plaats van de voedingsspanning wordt de
naam van het modelgeheugen met 3 letters of tekens
weergegeven.
• Met de twee insteltoetsen (zie afb. 1, positie 6) kunt u
één van de 10 geheugens selecteren (0...9).
• Het gekozen modelgeheugen wordt bij het inschakelen
steeds automatisch opgeroepen en blijft zo lang actief
tot u een ander modelgeheugen in dit menu selecteert.
Afb. 7
133