Bevestig met
14. Gebruik de bladertoetsen
.
15. Gebruik de bladertoetsen
hiervoor beschreven uitgangstypes te kiezen.
16. Druk op
8.3.7 Meldroute
Hierin wordt vastgelegd aan welke contacten berichten (tekst of gesproken)
moeten worden verzonden. Alarmbericht A wordt bijvoorbeeld verzonden aan
de contacten 1, 3 en 5. Alarmbericht B moet echter worden verzonden aan de
contacten 2, 6, 7 en 8.
De automatische testoproep, die elke 24 uur wordt verzonden, kan eveneens
aan één of meerdere contacten worden verzonden.
U kunt in totaal kiezen uit drie verschillende functies die allemaal op dezelfde
manier worden geprogrammeerd.
•
Alarm: Bepaalt welke contacten worden opgeroepen wanneer een
alarmingang wordt aangestuurd.
•
Reset: Bepaalt welke contacten worden opgeroepen wanneer een
alarmingang naar de normale toestand terugkeert.
•
Testoproep: Bepaalt welke contacten elke 24 uur automatisch een
testoproep ontvangen.
8.3.7.1 Instellen van een oproep:
16. Voer uw gebruikerscode in. Blader met de toetsen
toets
Bevestig met
alarm".
Gebruik de bladertoetsen
te kiezen.
17. Druk op
, op de display verschijnt de melding: Uitgang 1.
om het menu te verlaten.
om het menu "Meldroute" weer te geven.
, op de display verschijnt de melding "Detectie
om te kiezen.
en bevestig de gekozen uitgang met
en bevestig met
↑↓ ENT =
Meldroute
om "Detectie herstel" of "Testmelding"
182
, om één van de
of gebruik de