• Elektrische werkzaamheden aan het product en de
installatie moeten door een elektrotechnicus worden
uitgevoerd. Defecte zekeringen moeten vervangen
worden. Ze mogen in geen geval worden gerepareerd!
Er mogen alleen zekeringen met de opgegeven
stroomsterkte en van het voorgeschreven type wor-
den gebruikt.
• Bij gebruik van licht ontvlambare oplossings- en reini-
gingsmiddelen zijn open vuur, open licht en roken ver-
boden.
• Producten die media pompen die gevaarlijk zijn voor de
gezondheid of daarmee in contact staan, moeten wor-
den ontsmet. Ook moet erop gelet worden, dat er geen
gassen ontstaan of aanwezig zijn die een gevaar vor-
men voor de gezondheid.
Bij verwondingen door stoffen of gassen die een
gevaar vormen voor de gezondheid, moeten eer-
ste-hulp-maatregelen worden toegepast zoals
deze op de werkplaats zijn aangegeven en moet
direct een arts worden bezocht!
• Zorg ervoor dat het vereiste gereedschap en materiaal
aanwezig is. Orde en schone toestand garanderen vei-
lig en probleemloos werken aan het product. Verwijder
na de werkzaamheden het gebruikte poetsmateriaal en
gereedschappen van het aggregaat. Bewaar al het
materiaal en de gereedschappen op een daarvoor
bestemde plaats.
• Bedrijfsstoffen (bijv. olie, smeermiddelen, enz.) moeten
in een geschikte bak opgevangen worden en volgens
de voorschriften afgevoerd worden (volgens richtlijn
75/439/EEG en besluiten volgens §§ 5a, 5b AbfG). Bij
reinigings- en onderhoudswerkzaamheden moet
beschermende kleding gedragen worden. Die moet
volgens de afvalnorm TA 524 02 en de EG-richtlijn 91/
689/EEG afgevoerd worden.
Neem hiervoor ook de lokale wetten en richtlij-
nen in acht!
• Alleen de door de fabrikant aanbevolen smeermiddelen
mogen worden gebruikt. Olie en smeerstoffen mogen
niet worden gemengd.
• Gebruik enkel originele onderdelen van de fabrikant.
8.1 Bedrijfsstoffen
De motor is gevuld met een witte olie die geschikt is
voor levensmiddelen en mogelijk biologisch afbreek-
baar is. Het controleren van de olie en het vulpeil moet
worden uitgevoerd door de fabrikant.
8.2 Onderhoudstermijnen
Overzicht van de benodigde onderhoudstermijnen.
8.2.1 Voor de eerste ingebruikneming of na langere opslag
• Controle van de isolatieweerstand
• Functiecontrole van de beveiligings- en bewakingsin-
richtingen
8.3 Onderhoudswerkzaamheden
8.3.1 Isolatieweerstand controleren
Om de isolatieweerstand te controleren moet de
stroomkabel afgeklemd worden. Daarna kan met een
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-Sub TWU 3..., TWU 3-...-P&P
isolatietester (gemeten gelijkspanning is 1000 V) de
weerstand worden gemeten. De minimale waarden zijn:
• Bij eerste ingebruikname: isolatieweerstand 20 M
niet onderschreden.
• Bij verdere metingen: waarde moet groter zijn dan
2 M.
Als de isolatieweerstand te laag is, kan vocht in
de kabel en/of motor binnengedrongen zijn. Pro-
duct niet meer aansluiten en de fabrikant raad-
plegen!
8.3.2 Functietest van de beveiligings- en bewakingsin-
richtingen
Bewakingsinrichtingen zijn bijv. temperatuursensoren
in de motor, motorbeveiligingsrelais, overspanningsre-
lais, enz.
Motorbeveiligings-, overspanningsrelais en andere uit-
schakelmechanismen kunnen voor testdoeleinden over
het algemeen handmatig worden geactiveerd.
9 Opsporen en verhelpen van storingen
Om materiële schade en persoonlijk letsel bij het ver-
helpen van storingen aan het product te vermijden,
moeten de volgende punten absoluut in acht geno-
men worden:
• Verhelp een storing enkel als u over gekwalificeerd per-
soneel beschikt, d.w.z. dat de verschillende werkzaam-
heden door geschoold en vakkundig personeel
uitgevoerd moeten worden, b.v. elektrische werkzaam-
heden moeten door een elektromonteur uitgevoerd
worden.
• Beveilig het product altijd tegen onbedoeld inschake-
len door deze van het elektriciteitsnet te scheiden. Tref
de nodige voorzorgsmaatregelen.
• Verzeker altijd de beveiligingsuitschakeling van het
product door een tweede persoon.
• Borg bewegende delen, zodat er niemand gewond kan
raken.
• Eigenmachtige veranderingen aan het product zijn
voor eigen risico, voor eventuele schade die hierdoor
ontstaat kan de fabrikant niet aansprakelijk worden
gesteld!
9.0.1 Storing: aggregaat start niet
1 Onderbreking in de stroomtoevoer, kortsluiting resp.
aardsluiting aan de leiding en/of motorwikkeling
• Leiding en motor door een vakman laten controleren
en evt. laten vervangen
2 Uitvallen van zekeringen, motorbeveiligingsschakelaar
en/of bewakingsinrichtingen
• Aansluitingen door een vakman laten controleren en
evt. laten veranderen.
• Motorbeveiligingsschakelaar en zekeringen conform
de technische vereisten laten inbouwen of instellen,
bewakingsinrichtingen resetten.
• Loopwiel op soepele gang controleren en evt. reini-
gen resp. opnieuw bruikbaar maken
Nederlands
119