Gebruiksaanwijzing
Afstandsbediening
De afstandsbediening niet blootstellen aan vocht en niet
in de felle zon leggen.
LED
1 2 3 4
b
h
i
Afbeelding 2
Inschakelen van de afstandsbediening
a = Aan / Uit-schuifschakelaar
Bij het inschakelen mag er geen andere functie van de
afstandsbediening geactiveerd zijn.
Aan (LED 4 brandt*)
Uit (LED 4 dooft)
* LED 4 knippert na het inschakelen van de afstandsbe-
diening ca. 5 seconden tot het systeem gereed is voor
gebruik.
Voor het besturen van de caravan bestaan de volgende
mogelijkheden:
b
alleen met de draairegelaar
c
alleen met de schuifregelaar
b + c
met draai- en schuifregelaar
Op de draairegelaar geeft het symbool van de caravan de ac-
tuele rijrichting (met betrekking tot de caravan) aan.
Met de schuifregelaar kan zonder schokken vooruit / achteruit
worden gereden en de snelheid traploos worden ingesteld.
Alleen schuifregelaar
(Vooruit, achteruit en traploze snelheidsregeling)
– Schuifregelaar naar voren –> caravan rijdt
vooruit (in de richting van de dissel)
(alle wielen draaien vooruit)
– Schuifregelaar naar achteren –> caravan rijdt
achteruit (tegenovergestelde richting van de dissel)
(alle beide wielen draaien achteruit)
De snelheid neemt toe naarmate de schuifregelaar verder uit
de nulstand wordt geschoven.
Draairegelaar Mover® XT4
Met de draairegelaar kan de dissel van de caravan binnen een
bereik van ca. 30 cm telkens naar links of naar rechts worden
gedraaid. Als het einde van het draaibereik is bereikt, wordt
het draaien automatisch beëindigd.
Om verder draaien mogelijk te maken, moet er een stuk-
je recht vooruit of achteruit worden gereden (met de
schuifregelaar).
Draairegelaar en schuifregelaar Mover® XT4
(Caravan rechts of links en vooruit of achteruit)
Door het bedienen van de draairegelaar en de schuifregelaar
rijdt de Mover® XT4 in een cirkel, daarbij draaien de wielen
continu, de wielen aan de binnenkant echter langzamer dan
die aan de buitenkant.
– Draairegelaar naar rechts en schuifregelaar naar voren –>
caravandissel naar rechts
linker wiel draait snel – rechter wiel langzaam vooruit
– Draairegelaar naar links en schuifregelaar naar voren –>
caravandissel naar links
linker wiel draait langzaam – rechter wiel snel vooruit
a
– Draairegelaar naar rechts en schuifregelaar naar achteren –>
caravandissel naar rechts
linker wiel draait langzaam – rechter wiel snel achteruit
c
– Draairegelaar naar links en schuifregelaar naar achteren –>
caravandissel naar links
h
linker wiel draait snel – rechter wiel langzaam achteruit
i
Snelheid neemt toe naarmate de schuifregelaar verder naar
de aanslag wordt geschoven (vrij te kiezen draaicirkel en
snelheid).
Aanzetten en vrijzetten
h = bediening met twee handen vrijzetten van de aandrijfrollen
(aandrijfrollen draaien van de band weg)
i = bediening met twee handen aanzetten van de aandrijfrollen
(aandrijfrollen draaien naar de band toe)
Voor het aan- of vrijzetten van de aandrijfrollen moeten altijd
beide toetsen tegelijk – gedurende ca. 3 seconden (veilig-
heidsvertraging) – worden ingedrukt, voordat het aan- of vrij-
zetten van de aandrijfrollen begint.
De toetsen kunnen worden losgelaten, als de aandrijfrollen in
de richting van de betreffende eindpositie gaan. De aandrijf-
rollen bereiken automatisch hun eindpositie.
Als tijdens het aanzetten de beide toetsen voor vrijzetten
worden ingedrukt, wordt het aanzetten onderbroken, de
aandrijfrollen draaien weg en gaan automatisch terug in de
eindpositie.
De afstandsbediening schakelt, wanneer geen toets wordt in-
gedrukt, na ca. 1 minuut vanzelf uit. De groene LED 4 dooft.
Om de afstandsbediening weer te activeren de schuifschake-
laar op „Uit"
Op de caravan zelf zit geen „Aan / Uit"-schakelaar.
LED-knippercode en pieptoon van de
afstandsbediening
LED 1 rood Weergave van de oplaadtoestand van de
LED 2 geel brandt bij een kortstondige storing, daarnaast
LED 3 rood brandt bij continue storing, daarnaast klinkt er
en na ca. 1 seconde weer op „Aan"
caravanaccu
goed
LED uit
zwak
LED brandt
leeg
LED brandt en LED 3 geeft een fout-
melding aan
klinkt er een pieptoon
bij overspanning / oververhitting. Vermogen
wordt automatisch gereduceerd. Systeem laten
afkoelen.
knippert als de Mover® is aangezet en de bestu-
ring of de afstandsbediening is uitgeschakeld.
een pieptoon
bijv. bij een defecte aandrijfmotor
handrem aantrekken. Zie „Fouten zoeken"
zetten.
57