9. Zender in gebruik nemen
In deze gebruiksaanwijzing hebben de cijfers in de tekst steeds betrekking op de nevenstaande
afbeelding of afbeeldingen in de paragraaf. Kruisverwijzingen naar andere afbeeldingen worden met
de bijbehorende afbeeldingsnummers aangegeven.
a) Batterijen plaatsen
Voor de stroomvoorziening van de zender zijn 4 alkalinebatterijen (b.v. Conrad bestelnr. 652507, 4 stuks per verpakking,
1x bestellen) van het type mignon (AA) nodig. Voor het plaatsen van de batterijen of accu's gaat u als volgt te werk:
• Het batterijvakdeksel (1) bevindt zich aan de achterzijde
van de zender. Druk licht in het midden van de
bovenzijde (2) op eht deksel en schuif het naar beneden.
• Plaats vervolgens 4 batterijen in het batterijvak. Houd
hierbij in ieder geval rekening met de juiste polariteit
van de afzonderlijke cellen. U vindt ook een
bijbehorende markering (3) op de bodem van het
batterijvak.
• Schuif aansluitend het deksel van het batterijvak terug
op van onder af, en klik het vast.
b) Controleren van de stroomverzorging van de zender
• Als er nieuwe batterijen geplaatst werden, schakelt u voor testdoeleinden de zender in emt behulp van de
functieschakelaar (zie afb. 2, positie 5). Schuif daartoe de functieschakelaar van de middelste stand "OFF" in de
rechter schakelaarstand "ON".
• Op het LED-indicatieveld (zie afb. 2, pos. 2) lichten de groene en de rode LED op. De groene LED aan de rechterzijde
dient voor het aangeven van de bedrijfsspanning en signaleert een voldoende stroomtoevoer naar de zender.
Brandt de LED maar zwak of gaat hij zelfs uit, dan moet het gebruik van de zender worden gestopt, en moet een
complete set nieuwe batterijen worden geplaatst.
• De rode LED in het midden van het indicatieveld (zie afb. 2, pos. 2) licht ook op en signaleert het uitzenden van de
infrarode stuurimpulsen.
Attentie!
Om het onbedoelde starten van de aandrijfmotor te voorkomen, moet u er zich voor elke in bedrijfname
van de motor van overtuigen, dat de bedieningshefboom voor de vermogenregeling van de aandrijfmotor
(zie afb. 2, pos. 7) in de stand "Motor uit" staat. Daarvoor moet de stuurknuppel helemaal naar beneden
geschoven of helemaal naar het lichaam getrokken zijn.
In tegenstelling tot de bedieningshefboom voor de richtingsbesturing, die met veerkracht in zijn
middelstand wordt gehouden, blijft de bedieningshefboom voor de vermogensregeling steeds in de
laatst ingestelde stand staan.
64
Afb. 3