10
FOUTOPSPORING
10.2.7
ONGELIJKE SNIJEENHEDEN
N.B: De pijl geeft de rijrichting aan.
M o g elijk p ro b leem
M aaihoogte van de ene snijeenheid ongelijk
ten opzichte van de andere.
Verschillende draaisnelheden van de
snijeenheid.
Verschil in rijhoogte van de maaier van de
ene kant tot de andere.
EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES
Ongelijke snijeenheden geven een patroon van
variërende snijhoogten, wat resulteert in een getrapt
maairesultaat, meestal door een ongelijke afstelling
van de maaihoogte van een snijeenheid ten opzichte
van de andere.
Op lo ssin g
M aaihoogte op snijeenheden controleren/aanpassen tot
dezelfde hoogte (Zie de onderdelen &
onderhoudshandleiding).
W erking van draaiende snijm otor(en) controleren en
repareren/vervangen indien nodig.
D e bandenspanning controleren en deze aanpassen. (Zie
de onderdelen & onderhoudshandleiding).
Gelijke gewichtsverdeling van de m aaier
controleren/aanpassen.
VEILIGHEIDS-, BEDIENINGS-
nl-57