8
AFSTELLINGEN
8.5 SNELHEIDSBEGRENZER
De transport- en maaisnelheden kennen een
fabrieksinstelling die ongewijzigd kan blijven.
8.6
ACHTERWIELTOESPOOR
De achterwielen dienen een toespoor van 3,2 mm te
hebben vanaf de voor- naar de achterkant van het
wiel. Ga als volgt te werk:
1. Maak de borgmoeren N los bij de kogelscharni-
eren vlakbij beide achterwielen.
2. Draai de trekstang O totdat de wielen in de juiste
positie staan. Stel de beide trekstangen gelijk in.
3. Maak de borgmoeren weer vast. De banden
moeten 1/8" dichter bij de voorzijde staan dan bij
de achterzijde.
8.7
WISSELSTROOMDYNAMO
De ventilatorriem is goed gespannen wanneer een
halverwege tussen de krukas en de dynamopoelie
uitgeoefende druk van 5 kg een doorbuiging van 5
mm veroorzaakt (Afb. 17). Ga als volgt te werk:
1.
Los bouten A van de wisselstroomdynamo.
2.
Beweeg de dynamo om de ventilatorriem
strakker of losser te maken.
3.
Draai bouten A weer vast.
De bandspanning en de staat van de band elke 250
uur controleren.
VEILIGHEIDS-, BEDIENINGS-
EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES
N.B. Ransomes Jacobsen kan niet aansprakelijk
worden gesteld voor prestatieverlies of machine-
schade als deze snelheden eigenmachtig zijn veran-
derd.
Afb.16
Afb.17
nl-39