Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Kohler SDMO AQUALINE ST 2.36 C5 Benutzer- Und Wartungshandbuch Seite 56

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 41
4.3
Het peil van de motorolie controleren en bijvullen
1.
Laat het apparaat na gebruik minimaal 30 minuten afkoelen
2.
Verwijder de olievuldop-peilstok (A2-B1) door hem los te draaien en veeg de peilstok af.
3.
Steek de olievuldop-peilstok in de vulhals (B2) zonder hem vast te draaien en trek hem er weer uit.
4.
Controleer visueel het peil, dit moet liggen tussen het bovenste (B3) en het onderste (B4) merkteken van de peilstok.
Als het oliepeil te laag is: open de olievuldop, vul met behulp van een trechter bij met olie die voldoet aan de specificaties die in deze
handleiding staan en sluit de olievuldop weer.
Als het oliepeil te hoog is: plaats een geschikte opvangbak en laat het teveel aan olie wegstromen.
5.
Controleer opnieuw het peil voordat u de olievuldop-peilstok terugplaatst door deze weer geheel vast te schroeven.
6.
Veeg het teveel aan olie weg met een schone doek en controleer of er geen lekkage is.
4.4
Het peil van de brandstof controleren en bijvullen
1.
Draai de tankdop los (A3).
Verwijder bij het vullen niet het zeeffilter (
2.
Controleer het brandstofpeil visueel.
3.
Vul indien nodig de brandstoftank met behulp van een trechter en let daarbij op dat u geen brandstof morst.
Overvul de tank niet, er mag geen brandstof in de vulpijp staan.
4.
Draai de tankdop zorgvuldig weer vast.
5.
Veeg alle sporen van brandstof weg met een schone doek.
4.5
Monteren van de slangen
1.
Plaats de slangklemmen (E1) rondom de zuig- en persslangen.
2.
Monteer slangwartels (E2) op de zuigzijde van de pomp (A5-E3) en de perszijde van de pomp (A6-E4) en zet ze vast met
de slangklemmen.
Zorg er altijd voor dat de koppelingen goed afgedicht zijn (risico op slechte aanzuiging van de vloeistof).
3.
Plaats een slangklem rond het andere uiteinde van de zuigslang.
4.
Monteer de zuigzeef (E5) op het eind van de zuigslang en zet deze vast met de slangklem.
Als de motorpomp wordt gebruikt zonder zuigzeef kan de motorpomp ernstig beschadigen.
4.6
Starten van de motorpomp
1.
Dompel de zeef (E5) volledig in de op te zuigen vloeistof: plaats de zeef op een stenen ondergrond als er risico bestaat op
beknelling.
2.
Draai de vuldop van de pomp (A7) los.
3.
Vul het pomplichaam (A8-E6) met water voordat u de vuldop van de pomp weer vastdraait.
De vloeistof is noodzakelijk voor het op gang komen van de pomp en de smering ervan: als de pomp wordt gestart zonder water in het
pomplichaam kan de motorpomp onherstelbaar beschadigen.
4.
Open de brandstofkraan (A9
5.
Als de buitentemperatuur laag is of als de motorpomp koud is, zet dan de chokeknop (A10) op de stand "
6.
Zet de gashendel (A11) op 1/3 van de stand "MINI".
7.
Zet de contactschakelaar (A1) op "
8.
Trek een keer langzaam aan de handgreep van de trekstarter (A12) tot u een weerstand voelt en laat hem dan langzaam
weer teruggaan.
Trek daarna snel en krachtig aan de trekstarter totdat de motor start.
Als de motorpomp niet aanslaat, herhaal dan de handeling tot hij aanslaat.
Als de pomp niet levert, zet de motorpomp dan uit een controleer het zuigcircuit.
9.
Wacht tot de temperatuur van de motor begint op te lopen en zet de choke na gebruik langzaam terug op de stand "
4.7
Gebruik van de motorpomp...
Tijdens de werking:
1.
Houd de motorpomp in de gaten en controleer regelmatig of het zuigcircuit en het perscircuit niet verstopt zijn (vuil,
verkeerd geplaats voertuig, enz.).
2.
Pas eventueel de hoogte aan om een voldoende opbrengst te krijgen.
3.
Sluit de eventueel gebruikte afsluiters voorzichtig om vloeistofschokken te voorkomen die de motorpomp zoude kunnen
beschadigen.
A4
).
ON
" .
ON
"
52/155
".
".

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis