2. Installatieplaats
)LJ
Tabel 3 6SHFL¿FDWLHV YDQ 3:)<XQLW
Model
Buitentemp.
Temp.bereik van
verwarming
Inlaatwatertemp.
Buitentemp.
Temp.bereik van
koeling
Inlaatwatertemp.
6:
1
2
ON (Aan)
6:
1
2
ON (Aan)
)LJ
3:)<390($8
-15 tot 21°C (drogeboltemp.), -15 tot
15°C (natteboltemp.)
10 tot 45°C
–
–
3
4
5
6
7
9 10
3
4
5
6
7
9 10
.RHOSLMSHQ
Zie Fig. 4-1.
2.2. De installatieplaats voor het buitenapparaat kiezen
Vermijd plaatsen die worden blootgesteld aan direct zonlicht of andere warmtebronnen.
.LHV HHQ SODDWV ZDDU QLHPDQG ODVW KHHIW YDQ KHW JHOXLG YDQ KHW DSSDUDDW
.LHV HHQ SODDWV GLH HHQYRXGLJH DDQVOXLWLQJ YDQ GH HOHNWULVFKH EHGUDGLQJ HQ SLMSHQ
naar het binnenapparaat mogelijk maakt.
9HUPLMG SODDWVHQ ZDDU EUDQGEDUH JDVVHQ ZRUGHQ JHSURGXFHHUG RI NXQQHQ OHNNHQ
stromen of samenstromen.
Houd er rekening mee dat er tijdens de werking water uit het apparaat kan druppelen.
.LHV HHQ YODNNH FRQVWUXFWLH GLH EHVWDQG LV WHJHQ KHW JHZLFKW HQ GH WULOOLQJHQ YDQ
het apparaat.
9HUPLMG SODDWVHQ ZDDU KHW DSSDUDDW GRRU VQHHXZ NDQ ZRUGHQ EHGHNW ,Q VQHHXZULMNH
gebieden moeten speciale maatregelen worden getroffen zoals het verhogen van
de installatieplaats of het plaatsen van een afdak om te voorkomen dat de sneeuw
in of tegen de luchtinlaat terechtkomt. De sneeuw kan de normale luchtstroom
bemoeilijken en storingen veroorzaken.
9HUPLMG SODDWVHQ GLH ZRUGHQ EORRWJHVWHOG DDQ ROLH VWRRP RI ]ZDYHOJDV
*HEUXLN GH WLOKDQGJUHSHQ YDQ KHW EXLWHQDSSDUDDW RP KHW DSSDUDDW WH YHUSODDWVHQ
Als het apparaat van onderen wordt beetgepakt, kunnen verwondingen ontstaan
aan de handen of vingers.
(mm)
%XLWHQDIPHWLQJHQ %XLWHQDSSDUDDW )LJ
Beperkingen bij de installatie van binnenunits
De volgende binnenunit-modellen kunnen op deze buitenunit worden aangesloten.
Binnenunits met modelnumers 15-140 (PUMY-P100:15-125) kunnen worden aangeslo-
ten. Zie onderstaande tabel 1 voor mogelijke combinaties van ruimtes en binnenunits.
9HUL¿FDWLH
De nominale capaciteit moet worden bepaald aan de hand van de onderstaande tabel.
Het aantal units is beperkt zoals in onderstaande tabel 2 is afgebeeld. Controleer
alvorens verder te gaan of de geselecteerde totale nominale capaciteit binnen het
bereik valt van 50% - 130% van de capaciteit van het buitenapparaat.
380<3
N:
380<3
N:
380<3
N:
Tabel 1
Type binnenunit
y
15
20
Nominale capaciteit
1,7 2,2 3,6 4,5 5,6 7,1 9,0 11,2 14,0 16,0
NRHOHQ N:
Tabel 2
Aantal aansluitbare binnenunits
PUMY-P100
PUMY-P125
PUMY-P140
Bij combinaties waarbij de totale capaciteit van de binnenunits boven de capaciteit
van de buitenunit komt, zal de koelcapaciteit van alle binnenunits verminderen tot
onder hun nominale koelcapaciteit. Combineer daarom bij voorkeur binnenunits met
een totale capaciteit die minder bedraagt dan de capaciteit van de buitenunit.
$OOHHQ DOV DOOH ELQQHQXQLWV PRGHOOHQ YDQ N: ]LMQ NXQQHQ HU ELQQHQXQLWV RS
1 buitenunit worden aangesloten.
(HQ 3:)<XQLW DDQVOXLWHQ
%LM JHEUXLN YDQ HHQ 3:)<XQLW DOV ELQQHQXQLW GLHQW X UHNHQLQJ WH KRXGHQ PHW GH
YROJHQGH SXQWHQ RPGDW GH 3:)<XQLW DIZLMNW YDQ DQGHUH ELQQHQXQLWV
2.4.1. Aansluitingsbeperkingen
$OOHHQ 3:)<390($8 NDQ ZRUGHQ DDQJHVORWHQ 3:)<390($8 HQ
3:)<390(%8 NXQQHQ QLHW ZRUGHQ DDQJHVORWHQ
'H 3:)<XQLW PDJ QLHW GH HQLJH XQLW ]LMQ GLH RS HHQ EXLWHQXQLW LV DDQJHVORWHQ
Selecteer een zodanige buitenunit dat de totale nominale capaciteit van de bin-
QHQXQLWV GH 3:)<XQLW QLHW PHHJHUHNHQG
buitenunit bedraagt.
Limieten voor de totale nominale capaciteit van de binnenunits bij het aansluiten
YDQ HHQ 3:)<XQLW
380<3 3:)<XQLW QLHW3:)<XQLWV > N:@
380<3 3:)<XQLW QLHW3:)<XQLWV > N:@
380<3 3:)<XQLW QLHW3:)<XQLWV > N:@
6SHFL¿FDWLHV YRRU ELQQHQXQLWV
:DQQHHU X HHQ 3:)<XQLW RS HHQ 380<XQLW DDQVOXLW YHUDQGHUHQ GH YROJHQGH
VSHFL¿FDWLHV
'H 3:)<XQLW ZHUNW DOOHHQ LQ GH YHUZDUPLQJVVWDQG 'H 3:)<XQLW ZHUNW QLHW LQ GH
koelstand. De andere binnenunits werken echter wel in de koelstand.
'H DQGHUH ELQQHQXQLWV NXQQHQ QLHW WHJHOLMN PHW GH 3:)<XQLW ZHUNHQ
'H ZHUNLQJ YDQ GH 3:)<XQLW KHHIW SULRULWHLW :DQQHHU GH 3:)<XQLW LQ EHGULMI ZRUGW
gesteld, stoppen de andere binnenunits.
'H WHPSHUDWXXULQVWHOOLQJ YDQ GH DIVWDQGVEHGLHQLQJ LV GH VWUHHIZDDUGH YRRU GH
uitlaatwatertemperatuur.
'H LQVWHOOLQJHQ YDQ GH VFKDNHODDU )LJ
=HW GH ',3VFKDNHODDUV 6: 6: HQ 6: YDQ GH 3:)<XQLW RS 21 $DQ
ZDQQHHU X HHQ 3:)<XQLW RS HHQ 380<XQLW DDQVOXLW
3URHIGUDDLHQ
Als u voor het proefdraaien de schakelaars van de buitenunit gebruikt, werkt de
3:)<XQLW QLHW *HEUXLN GH DIVWDQGVEHGLHQLQJ RI GH VFKDNHODDUV YDQ GH 3:)<
unit om de unit te laten proefdraaien.
5DDGSOHHJ KHW GDWDERHN RI GH RQGHUKRXGVKDQGOHLGLQJ YDQ GH 3:)<XQLW YRRU
informatie over proefdraaien.
2.4.5. Verzamelen van de koelstof (leegpompen)
Bij stap 1 in de procedure voor leegpompen wordt de gebruiker geïnstrueerd om
³ELM DOOH ELQQHQDSSDUDWHQ GH NRHOPRGXV LQ WH VFKDNHOHQ´ 'H 3:)<XQLW ZHUNW
echter niet in de koelstand.
*HEUXLN DOOH ELQQHQXQLWV EHKDOYH GH 3:)<XQLW LQ GH NRHOVWDQG
25
32
40
50
63
71
100 125 140
1-10
1-12*
YDQ GH FDSDFLWHLW YDQ GH