5
ONDERHOUD
5.10 GELUIDDEMPER EN UITLAAT _______________________________________________
!
WAARSCHUWING
Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide, wat giftig is en bij
inademing dodelijk kan zijn.
Bedien NOOIT een motor zonder afdoende ventilatie.
5.11 HYDRAULISCHE SLANGEN _________________________________________________
!
WAARSCHUWING
Om ernstig lichamelijk letsel te voorkomen als gevolg van
hete hogedrukolie, mogen nooit de handen worden
gebruikt om te controleren of sprake is van olielekken.
Papier of karton is hiervoor het aangewezen middel.
Onder druk ontsnappende hydraulische vloeistof kan
voldoende krachtig zijn om de huid te penetreren. Waar dit
gebeurt moet de olie binnen enkele uren chirurgisch
worden verwijderd door een dokter die vertrouwd is met
deze vorm van verwonding, aangezien gangreen hier
anders het gevolg van kan zijn.
1.
Laat altijd de aanzetstukken op de grond neer, schakel
alle aandrijvingen uit, trek de parkeerrem aan, zet de
motor stil en verwijder de contactsleutel alvorens
hydraulische leidingen of slangen te inspecteren of los te
koppelen.
2.
Controleer zichtbare slangen en leidingen dagelijks. Let
op
natte
slangen
beschadigde slangen en leidingen moeten worden
vervangen voordat de machine weer wordt bediend.
3.
De vervangende slangen of leidingen moeten dezelfde
route volgen als de oorspronkelijke, en klemmen,
beugels en banden mogen niet worden verzet.
5.12 HYDRAULIEKOLIE _________________________________________________________
Zie
Hoofdstuk
7.2
onderhoudsbeurten.
Na het falen van een belangrijk onderdeel dient de
hydrauliekolie te worden afgetapt en ververst. Het laatste geldt
ook als u de aanwezigheid van water of schuim in de olie
waarneemt of een ranzige geur ruikt (wat op overmatige
warmte wijst).
Tijdens olieverversing dient altijd het hydraulisch filter te
worden vervangen.
Verversing van hydrauliekolie :
1.
Reinig het gedeelte rond de oliedop om te voorkomen dat
vreemde
stoffen
verontreinigen.
2.
Haal de aftapplug uit de bodem van de hoofdtank.
nl-26
en
olieplekken.
Versleten
for
specifieke
perioden
het
systeem
binnendringen
Ter beveiliging tegen koolmonoxidevergiftiging moet het
volledige uitlaatsysteem regelmatig worden geïnspecteerd.
Een defecte uitlaat moet altijd worden vervangen.
Als u een verandering waarneemt in de kleur of het geluid van
resp. uitlaatgassen of uitlaat, zet de motor dan onmiddellijk
stil. Identificeer het probleem en laat het systeem repareren.
Geef alle bevestigingen van het uitlaatspruitstuk hetzelfde
draaikoppel. Uitlaatklemmen moeten worden vastgezet en
zonodig vervangen.
4.
Na iedere 250 bedrijfsuren moeten alle leidingen,
slangen en verbindingen grondig worden geïnspecteerd.
BELANGRIJK:
permanent worden beschadigd als de olie wordt
verontreinigd. Alvorens een hydraulisch onderdeel los te
koppelen, dient het gedeelte rond de bevestigingen en de
slangeinden te worden gereinigd om vreemde stoffen uit
het systeem te houden.
a.
Alvorens een hydraulisch onderdeel los te koppelen,
dient de locatie van iedere slang te worden gemerkt
waarna het gedeelte rond de bevestigingen moet
worden schoongemaakt.
b.
Als u een onderdeel loskoppelt, zorg dan dat u
stoppen of doppen gereed heeft om de slangeinden
en uitlaatopeningen te sluiten. Hiermee houdt u
verontreinigingen uit het systeem en voorkomt u
morsing van olie.
c.
Zorg ervoor dat de "O" ringen schoon zijn en de
slangbevestigingen
aangebracht alvorens ze vast te zetten.
d.
Voorkom dat slangen knikken vertonen, aangezien ze
of
anders gaan spannen tijdens werking, met als gevolg
losraking van de koppelstukken en olielekken.
e.
Geknikte of gedraaide slangen kunnen de oliestroom
beperken
vertonen met als resultaat oververhitting van de olie,
terwijl de slang het kan begeven.
tussen
3.
Na het aftappen van de olie moet de aftapplug worden
teruggeplaatst en de tank worden gevuld met Jacobsen
hydrauliekolie.
4.
Ontlucht het systeem.
a.
Om oververhitting van de kooien te vookomen,
dienen de motors van de kooien te worden
ontkoppeld.
b.
Bedien alle maaierfuncties gedurende ongeveer vijf
minuten om de lucht uit het systeem te drijven en het
oliepeil te stabiliseren. Het is mogelijk dat het
oliepeilalarm hierbij in werking tree
c.
Zodra het peil is gestabiliseerd en de lucht is uitge-
dreven, dient de tank te worden gevuld tot het vol-
en
streepje op de peilstok. Start de motor en controleer
of het oliepeilalarm buiten werking is en blijft.
Het
hydraulisch
systeem
op
de
juiste
waardoor het
systeem
dt .
kan
wijze
zijn
storing
gaat