Voorzorgen bij stalling
Als u uw motor stalt met benzine in de brandstoftank en de
carburateur, moet het risico op ontbranding van benzinedamp zoveel
mogelijk worden tegengegaan. Kies een goed geventileerde
stallingruimte, op ruime afstand van apparatuur met open vuur zoals
een fornuis, een waterverwarmer of een kledingdroger. Vermijd ook
een plek met een elektromotor die vonken produceert of waar
elektrisch gereedschap wordt gebruikt.
Kies ook geen stallingruimte die erg vochtig is, want vocht bevordert
roest en corrosie.
Zet de motor horizontaal neer bij het stallen. Door te kantelen kan er
brandstof- of olielekkage ontstaan.
Wacht tot alle brandstof uit de tank is gestroomd voordat u de
brandstofkraan uit de stand CLOSED of OFF zet, om lekkage van
brandstof tegen te gaan.
Dek de motor af nadat de motor en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld,
om stof buiten te houden. Een warme motor en uitlaatsysteem kunnen
sommige materialen doen ontbranden of smelten. Gebruik geen plastic
folie om af te dekken tegen stof.
Onder zo'n niet-doorlatende afdekking blijft vocht rondom de motor
achter en verloopt roestvorming en corrosie sneller.
Verwijder de accu en berg deze op een koele en droge plek op. Laad de
accu eens per maand op zolang de motor in stalling staat. Hiermee
verlengt u de levensduur van de accu.
Uit stalling nemen
Controleer uw motor zoals beschreven in de paragraaf
GEBRUIKSCONTROLES VOORAF in deze handleiding (zie pagina 4).
Als u de brandstof heeft afgetapt ter voorbereiding op stalling, vul de
tank dan weer met nieuwe benzine. Als u een benzinevat gebruikt om
bij te tanken, zorg dan dat dit altijd alleen nieuwe benzine bevat. Na
verloop van tijd oxideert benzine en verslechtert de kwaliteit, waardoor
starten wordt bemoeilijkt.
Als de cilinders ter voorbereiding op stalling werden geolied, zal de
motor heel even roken bij de eerste start. Dit is normaal.
TRANSPORT
Als de motor heeft gedraaid, laat dan eerst minstens 15 minuten
afkoelen voordat u de motor op het transportvoertuig zet. Een hete
motor en uitlaatsysteem kunnen brandwonden veroorzaken en
materialen doen ontbranden.
Houd de motor horizontaal wanneer u deze vervoert, om de kans op
lekkage van brandstof te verkleinen. Als de brandstoftank een
brandstofkraan heeft, draai de brandstofkraanhendel dan naar de stand
CLOSED of OFF.
12
ONVERWACHTE PROBLEMEN OPLOSSEN
MOTOR WIL NIET STARTEN
Mogelijke oorzaak
Accu leeg.
Zekering gesprongen.
Brandstofkraan CLOSED (DICHT)
of OFF (UIT) (indien aanwezig).
Choke OPEN.
Motorschakelaar OFF (UIT).
Geen brandstof.
Slechte brandstof: motor
opgeslagen zonder behandeling/
aftappen van benzine of slechte
benzine getankt.
Bougies defect, vuil of met
verkeerde elektrodenafstand.
Bougies nat van brandstof
(verzopen motor).
Brandstoffilter verstopt, storing in
carburateur, storing in ontsteking,
kleppen vast, etc.
MOTOR HEEFT GEEN VERMOGEN
Mogelijke oorzaak
Filterelement(en) verstopt.
Slechte brandstof: motor
opgeslagen zonder behandeling/
aftappen van benzine of slechte
benzine getankt.
Brandstoffilter verstopt, storing in
carburateur, storing in ontsteking,
kleppen vast, etc.
NEDERLANDS
Correctie
Laad accu op.
Vervang zekering.
Zet hendel in stand OPEN of ON
(AAN).
Zet hendel in stand CLOSED
(DICHT) tenzij de motor warm is.
Draai motorschakelaar in stand
ON (AAN).
Tanken (p. 7).
Tap de brandstoftank en de
carburateur af (p. 11).
Tank nieuwe benzine (p. 7).
Pas elektrodenafstand aan of
vervang bougies (p. 10).
Droog de bougies en plaats deze
terug (p. 10).
Start motor met gashendel in
stand FAST (SNEL) (p. 5).
Breng de motor naar uw
onderhoudsdealer of raadpleeg
het werkplaatshandboek.
Correctie
Reinig of vervang
filterelement(en) (p. 9).
Tap de brandstoftank en de
carburateur af (p. 11).
Tank nieuwe benzine (p. 7).
Breng de motor naar uw
onderhoudsdealer of raadpleeg
het werkplaatshandboek.