8.3 Opslaan
1.
Apparaten die nat zijn geworden, dienen te worden
uitgepakt. Apparaten, transportcontainers en toebe-
horen moeten worden gedroogd (met inachtneming
van de bedrijfstemperatuur) en gereinigd. De appa-
ratuur pas weer inpakken als alles helemaal droog
is.
2.
Voer wanneer de apparatuur gedurende langere tijd
is opgeslagen of getransporteerd vóór gebruik een
controlemeting uit.
3.
Neem accu-packs en batterijen uit het apparaat
en de laserontvanger wanneer deze voor langere
tijd worden opgeslagen. Lekkende accu-packs en
batterijen kunnen het apparaat en de laserontvanger
beschadigen.
8.4 Transporteren
nl
Gebruik voor het transport of de verzending van uw
uitrusting de kartonnen verzenddoos van Hilti of een
gelijkwaardige verpakking.
ATTENTIE
Verwijder voor het transport of het verzenden de accu-
packs en batterijen uit het apparaat en de laserontvanger.
8.5 Kalibreren door Hilti Kalibratieservice
Wij raden aan het apparaat regelmatig te laten controleren
door de Hilti Kalibratieservice om de betrouwbaarheid
overeenkomstig de normen en wettelijke eisen te kunnen
garanderen.
De Hilti Kalibratieservice staat te allen tijde tot uw be-
schikking. Wij adviseren om het apparaat minstens een-
maal per jaar te laten kalibreren.
In het kader van de Hilti Kalibratieservice wordt bevestigd
dat de specificaties van het gecontroleerde apparaat op
de dag van keuring overeenkomen met de technische
gegevens van de handleiding.
Bij afwijkingen van de fabrieksgegevens wordt het ge-
bruikte meetapparaat weer opnieuw ingesteld. Na ijking
en keuring wordt een kalibratieplaatje op het apparaat
aangebracht en met een kalibratiecertificaat schriftelijk
bevestigd dat het apparaat conform de fabrieksgege-
vens werkt.
Kalibratiecertificaten zijn altijd vereist bij ondernemingen
die volgens ISO 900X gecertificeerd zijn.
Een Hilti-vestiging in uw omgeving geeft u graag meer
informatie.
8.6 Nauwkeurigheid controleren
AANWIJZING
Om aan de technische specificaties te kunnen blijven
voldoen, moet het apparaat regelmatig (minstens voor
ieder groter/kritisch project) worden gecontroleerd!
146
AANWIJZING
Onder de volgende omstandigheden kan worden aan-
genomen, dat een apparaat na een val correct en met
dezelfde nauwkeurigheid als voor de val werkt:
Bij de val is de in de Technische gegevens aangegeven
valhoogte niet overschreden.
Het apparaat is bij de val niet mechanisch beschadigd
(bijv. breuk van de pentaprisma).
Het apparaat zendt bij het gebruik een roterende laser-
straal uit.
Het apparaat heeft ook voor de val correct gewerkt.
8.6.1 Horizontale hoofd- en dwarsas controleren 16
1.
Statief circa 20 m van een wand opstellen en de
statiefkop m.b.v. waterpas horizontaal uitrichten.
2.
Apparaat op het statief monteren en de apparaatkop
met behulp van de doelkerf op de wand uitrichten.
3.
Met behulp van de ontvanger een punt (punt 1)
bepalen en dit punt op de wand markeren.
4.
Apparaat 90º rechtsom om de apparaatas draaien.
Daarbij mag de hoogte van het apparaat niet veran-
derd worden.
5.
Met behulp van de laserontvanger een tweede punt
(punt 2) bepalen en dit punt op de wand markeren.
6.
Stappen 4 en 5 nog twee maal herhalen en punt 3
en punt 4 met behulp van de ontvanger opvangen
en op de wand markeren.
Bij zorgvuldige uitvoering moet de verticale af-
stand tussen de beide gemarkeerde punten 1 en
3 (hoofdas) resp. punten 2 en 4 (dwarsas) steeds
< 3 mm zijn (op 20 m). Bij grotere afwijkingen het
apparaat voor kalibratie naar Hilti Service zenden.
8.6.2 Controle van de verticale as 17 18
1.
Apparaat verticaal op een zo vlak mogelijke bodem
circa 20 m van een wand opstellen.
2.
De handgrepen van het apparaat parallel aan de
wand uitrichten.
3.
Apparaat inschakelen en het referentiepunt (R) op
de vloer markeren.
4.
Met behulp van de ontvanger punt (A) aan de on-
derkant van de wand markeren. Middelste snelheid
selecteren.
5.
Met behulp van de ontvanger punt (B) op circa 10 m
hoogte markeren.
6.
Apparaat 180° draaien en op het referentiepunt (R)
op de vloer en op het onderste markeringspunt (A)
op de wand uitrichten.
7.
Met behulp van de ontvanger punt (C) op circa 10 m
hoogte markeren.
8.
Bij zorgvuldige uitvoering moet de horizontale af-
stand tussen de beide op tien meter hoogte gemar-
keerde punten (B) en (C) kleiner dan 1,5 mm zijn (bij
10 m).
AANWIJZING Bij een grotere afwijking: Het appa-
raat voor kalibratie naar Hilti Service zenden.