6.1 Elektrisch systeem
De aansluiting van het product alsook de installatie
van de stroomleiding moet worden uitgevoerd con-
form hoofdstuk Opstelling alsook de VDE-richtlij-
nen en de nationale voorschriften.
Het product moet volgens de voorschriften worden
beveiligd en geaard.
Let op de draairichting! Bij een verkeerde draairich-
ting zorgt het aggregaat niet voor het opgegeven
vermogen en kan bij ongunstige omstandigheden
schade oplopen.
Alle bewakingsinrichtingen zijn aangesloten en op
juiste werking gecontroleerd.
6.2 Draairichtingscontrole
Af fabriek is het product gecontroleerd en inge-
steld op de juiste draairichting. De aansluiting moet
volgens de gegevens van de aderaanduiding wor-
den uitgevoerd. Voor de juiste draairichting moet er
een rechtsdraaiend draaiveld aanwezig zijn.
De juiste draairichting van het product moet voor
het onderdompelen worden gecontroleerd.
6.2.1 Controle van de draairichting
De draairichting moet door een lokale elektrotech-
nicus worden gecontroleerd met een draaiveldcon-
troletoestel. Voor de juiste draairichting moet er
een rechtsdraaiend draaiveld aanwezig zijn.
Het product is niet geschikt voor het
gebruik met een linksdraaiend draaiveld.
6.2.2 Bij verkeerde draairichting
Bij gebruik van Wilo-schakelapparaten
De Wilo-schakelapparaten zijn zodanig geconcipi-
eerd, dat de aangesloten producten in de juiste
draairichting draaien. Bij een verkeerde draairich-
ting moeten 2 fases/geleiders van het schakelap-
paraat aan de netvoedingszijde worden verwisseld.
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-Drain TMT/TMC
Gevaar door elektrische stroom!
Er bestaat levensgevaar door
een ondeskundige omgang met
stroom! Alle producten, die met
vrije
kabeluiteinden
stekker) worden geleverd, moe-
ten door een gekwalificeerde
elektrotechnicus worden aange-
sloten.
Bij schakelkasten op locatie
bij verkeerde draairichting moeten bij motoren met
directe aanloop 2 fases worden verwisseld, bij ster-
driehoekaanloop moeten de aansluitingen van
twee wikkelingen worden verwisseld, bijv. U1 met
V1 en U2 met V2.
6.3 Instelling van de niveaubesturing
De juiste instelling van de niveaubesturing vind u in
de handleiding van de niveaubesturing.
Neem hierbij de gegevens voor het mini-
male waterpeil van het product in acht!
6.4 Ingebruikneming
Kleine olielekken aan de glijringafdichting bij de
levering vormen geen probleem en moeten voor
het neerlaten of het onderdompelen in het trans-
portmedium verholpen worden.
(zonder
Het werkbereik van het aggregaat is een
gevarengebied! In het werkbereik mogen bij
het inschakelen en/of tijdens het bedrijf
geen mensen aanwezig zijn.
Voor de eerste inschakeling moet de inbouw vol-
gens het hoofdstuk Opstelling worden gecontro-
leerd en een isolatiecontrole volgens het hoofdstuk
Onderhoud worden uitgevoerd.
Omgevallen aggregaten moeten voor het rechtop
zetten worden uitgeschakeld.
Bij de uitvoering met een CEE-stekker moet de IP-
beschermingsgraad van de CEE-stekker in acht
worden genomen.
6.4.1 Voor het inschakelen
De volgende punten moeten worden gecontro-
leerd:
• Kabelgeleiding – geen lussen, licht gespannen
• Temperatuur van het transportmedium en dom-
peldiepte controleren – zie Technische gegevens
• Wordt aan drukzijde een slang gebruikt, dan
moet die voor gebruik met helder water uitge-
Waarschuwing voor kneuzingen!
Bij transporteerbare opstellin-
gen kan het aggregaat bij het
inschakelen en/of tijdens bedrijf
omvallen. Zorg ervoor dat het
aggregaat op een vaste onder-
grond staat en de pompvoet
juist is gemonteerd.
Nederlands
137