gebruikt. Alle andere samenstellingen zijn ge-
vaarlijk en daarom verboden.
7. Bijbehorende uitrusting
Valbeveiligingssysteem (NEN-EN 363):
• Verankeringsvoorziening (NEN-EN 795).
• Eindconnector (NEN-EN 362).
• Valstopapparaat (NEN-EN 360).
• Connector (NEN-EN 362).
• Harnasgordel (NEN-EN 361).
8. Onderhoud en opslag
Als de Tractel
verankering vuil is, moet deze
®
worden gewassen in helder, koud water met een
mild schoonmaakmiddel, indien nodig met een
synthetische borstel.
Bescherm de uitrusting tijdens transport en op-
slag tegen elk risico van schade (scherpe ran-
den, directe warmtebron, chemicaliën, UV, enz.).
9. Conformiteit van de uitrusting
TRACTEL SAS RD 619 - Saint-Hilaire- sous-
Romilly - F-10102 Romilly-sur-Seine Frankrijk
verklaart hierbij dat de veiligheidsuitrusting die
in deze handleiding wordt beschreven,
• overeenkomt met de PBM, met een certificaat op
grond van EG-typeonderzoek, uitgegeven door
APAVE Exploitation France SAS (n°0082) – 6
Rue du Général Audran – 92412 COURBEVOIE
cedex – Frankrijk onder nummer 0082, en getest
volgens norm NEN-EN 795-A:2012 voor 1 ope-
rator en TS 16415:2013 voor 2 operators.
10. Markering
De markering van de Tractel
valbeveiliging omvatten:
a. de handelsnaam: TRACTEL
b. de beschrijving van het product,
c. de referentienorm gevolgd door het jaar van
toepassing,
ankerpunten voor
®
,
®
d. deze uitrustingsreferentie.
f. jaar en maand van productie.
g. het volgende serienummer of datum op
de behuizing,
h. een pictogram dat aangeeft dat de handlei-
ding vóór gebruik moet worden gelezen,
w. maximale gebruikslast,
o. minimale bestendigheid tegen defecten van
de verankeringsvoorziening,
11. Periodieke inspectie en reparatie
Een jaarlijkse periodieke inspectie wordt sterk
aanbevolen door Tractel
antwoordelijkheid voor deze jaarlijkse inspectie
onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker
valt, maar afhankelijk van de gebruiksfrequentie,
de omgevingsomstandigheden en de regelge-
ving van het bedrijf of van het land waarin het
gebruikt wordt, kan het zijn dat er vaker periodie-
ke inspecties uitgevoerd moeten worden
Periodieke inspecties moeten worden uitge-
voerd door een bevoegde en deskundige mon-
teur en in overeenstemming met de inspectie-
procedures van de fabrikant zoals uiteengezet in
het document "Tractel
van PBM".
De controle van de leesbaarheid van de product-
markeringen moet een integraal onderdeel van
de periodieke inspectie vormen.
Aan het einde van de periodieke inspectie moet
het weer in gebruik nemen schriftelijk worden
gemeld door de bevoegde en deskundige mon-
teur die de periodieke inspectie heeft uitgevoerd.
Het weer in gebruik nemen moet worden gere-
gistreerd op het inspectieblad in het midden van
deze handleiding. Dit inspectierapport moet ge-
durende de gehele levenscyclus van het product
worden bewaard, tot het wordt gerecycled.
Na het stoppen van een val, moet dit product
worden onderworpen aan een periodieke in-
spectie zoals beschreven in dit onderdeel, en
alle textielcomponenten van het product moeten
worden vervangen, zelfs als ze geen zichtbare
verslechtering vertonen.
, aangezien de ver-
®
Instructies voor inspectie
®
NL
37