NL
5.3
Kettingzaagolie bijvullen (07)
LET OP! Gevaar voor beschadiging van de
kettingzaag. De kettingzaag kan zwaar bescha-
digd raken, wanneer zich te weinig of zelfs geen
kettingzaagolie in het reservoir bevindt, of wan-
neer dit ingedroogd/vastgekleefd is. Ingedroogde/
vastgekleefde kettingzaagolie kan leiden tot
schade aan olievoerende onderdelen en aan de
oliepomp. Beschadiging treedt ook op, wanneer
gebruik wordt gemaakt van afgewerkte olie. Het
gebruik van afgewerkte olie leidt tot schade aan
het milieu!
■
Vul voor ingebruikname het reservoir met
kettingzaagolie.
■
Gebruik geen afgewerkte olie!
■
Vul minimaal bij elke accuwissel het oliere-
servoir bij met kettingzaagolie.
De zaagketting en het zaagblad krijgen tijdens
bedrijf continu olie toegevoerd vanuit een auto-
matisch oliesmeersysteem. De kettingzaagolie
beschermt tegen corrosie en vroegtijdige slijtage.
Om de zaagketting afdoende te smeren moet
steeds voldoende kettingzaagolie in het reservoir
aanwezig zijn.
Gebruik voor de smering van de zaagketting en
het zaagblad uitsluitend milieuvriendelijke, biolo-
gisch afbreekbare, hoogwaardige kettingzaagolie
en vervoer en bewaar deze in toegelaten en van
inhoudsaanduiding voorziene verpakkingen.
Controleer het oliepeil elke keer voor aanvang
van de werkzaamheden en elke keer bij het ver-
wisselen van de accu en vul, indien nodig, ket-
tingzaagolie bij:
1. Controleer het oliepeil in het kijkglas (07/1)
van de olietank. Er moet altijd olie te zien
zijn. Het minimale en het maximale oliepeil
mogen niet worden onder- resp. overschre-
den.
2. Via de vulstomp (07/2) zaagkettingolie bijvul-
len.
5.4
Kettingspanning controleren
De kettingspanning vaak controleren, omdat een
nieuwe zaagketting vanzelf langer wordt. Bij de
bedrijfstemperatuur wordt de zaagketting langer
en hangt deze iets door. Zaagketting spannen:
zie Hoofdstuk 4.3 "Spannen van de zaagketting
(03, 05)", pagina 61.
62
OPMERKING De zaagketting is correct ge-
spannen wanneer deze:
■
aanligt tegen de onderkant van het zaagblad
en met de hand kan worden doorgetrokken.
■
in het midden van het zaagblad ongeveer 3 -
4 mm omhoog kan worden getild.
VOORZICHTIG! Ongevalsrisico door los-
springen van zaagketting! Een onvoldoende
strak gespannen zaagketting kan tijdens het ge-
bruik losspringen en letsel veroorzaken.
■
Controleer de kettingspanning regelmatig. De
kettingspanning is te laag, wanneer de ket-
tingschakels aan de onderkant van het zaag-
blad uit de groef komen.
■
Span de zaagketting volgens voorschrift, zo-
dra de kettingspanning te laag is.
5.5
Functie van de kettingrem testen
De kettingzaag is uitgerust met een handbedien-
de kettingrem die bijv. bij een terugslag (kick-
back) via de kettingrembeugel wordt geactiveerd.
Bij bediening van de kettingrem worden de ket-
tingzaag en de motor onmiddellijk gestopt.
GEVAAR! Levensgevaar vanwege achte-
loos gebruik! Door onvoorzichtige en onvoorzie-
ne bewegingen van de kettingzaag kan zeer
zwaar, tot dodelijk letsel worden veroorzaakt.
■
Ga bij het werken met de kettingzaag altijd
veiligheidsbewust en zeer geconcentreerd te
werk.
■
Bij het vrijgeven van de kettingrem geen
schakelaar indrukken.
WAARSCHUWING! Levensgevaar en ge-
vaar voor zeer ernstig persoonlijk letsel door
een defecte kettingrem. Wanneer de kettingrem
niet werkt kan, bijv. bij een terugslag (kickback)
door de draaiende zaagketting zeer ernstig en
zelfs dodelijk letsel het gevolg zijn.
■
Test voor het begin van alle werkzaamheden
steeds eerst de kettingrem.
■
Schakel de kettingzaag niet in, wanneer de
kettingrem defect is. Laat de kettingzaag in
een dergelijk geval controleren door een des-
kundige werkplaats.
5.5.1
Functietest van kettingrem bij
uitgeschakelde motor (08)
1. De accu uit het apparaat trekken: zie Hoofd-
stuk 5.2 "Accu plaatsen en verwijderen (06)",
pagina 61.
Ingebruikname
CS 1825