Onderhoud en verzorging
2. Filter (05/3) eraf halen en op een hard opper-
vlak uitkloppen tot het vuil is verwijderd. Niet
afborstelen!
3. Filter weer monteren.
4. Plaats het luchtfilterdeksel weer zet het vast.
7.3
Olie verversen (01, 06)
Het oliepeil regelmatig controleren. Het oliepeil
elke 5 bedrijfsuren of dagelijks voor het starten
van de motor controleren.
WAARSCHUWING! Brand- en explosie-
gevaar. Wanneer brandstof ontsnapt ontstaat
een explosief benzine-luchtmengsel. Door een
ondeskundige omgang met brandstoffen kunnen
deze ontsteken, exploderen en ontbranden, wat
tot zwaar letsel en zelfs sterfgevallen kan leiden.
■
Leeg de brandstoftank, voordat u de olie af-
tapt.
OPMERKING Neem contact op met onze
klantenservice als u niet in staat bent zelf werk-
zaamheden uit te voeren.
OPMERKING De olie-inhoud voor de mo-
tor is maximaal 0,5 l.
OPMERKING
■
Verouderde olie aftappen terwijl de motor
warm is. Warme olie stroomt sneller en in zijn
geheel uit.
■
Voer de afgewerkte olie af conform de milieu-
voorschriften!
1. Om de brandstoftank leeg te maken: Laat de
motor draaien totdat deze vanzelf stopt.
Of tap de brandstof af.
2. Trek de bougiedop (01/5) los.
3. Peilstok (06/2) losdraaien.
4. Plaats een opvangbak (06/3) voor de afge-
werkte olie onder de motor.
5. Kantel de motor zijwaarts zo boven de op-
vangbak, dat alle olie via de olievulopening
(06/4) uit de motor kan lopen.
6. Laat alle olie uitstromen in de opvangbak.
7. Verse olie (SAE 10W-30, hoeveelheid: 0,5 l)
met een trechter bijvullen (zie Hoofdstuk
4.2.2 "Motorolie bijvullen (04)", pagina 28.
8. Controleer of het oliepeil de MAX-markering
(03/4) bereikt.
9. Peilstok plaatsen en vergrendelen.
10. Veeg eventueel gemorste olie weg.
457870_b
7.4
Bougie onderhouden (02)
Voorgeschreven bougietype: NGK BPR6ES
WAARSCHUWING! Gevaar voor persoon-
lijk letsel door een elektrische schok. Het con-
troleren van de ontstekingsvonk bij gedemonteer-
de bougie kan tot zwaar letsel door een elektri-
sche schok leiden en kan brand veroorzaken.
■
Controleer de ontstekingsvonk nooit wanneer
de bougie is gedemonteerd. Gebruik in plaats
daarvan een vonktester.
LET OP! Gevaar voor beschadiging van de
motor. Het gebruik van de motor met een onjuis-
te bougie of zonder bougie leidt tot ernstige be-
schadiging van de motor!
■
Gebruik altijd het voorgeschreven type bou-
gie.
■
Probeer nooit om de motor te starten zonder
bougie.
1. Draai de bougie (02/1) met behulp van een
steeksleutel uit de motor.
2. Reinig de elektroden (02/2) met een metaal-
borstel en verwijder eventuele roetafzettin-
gen.
3. Controleer de juiste elektrodeafstand met
een voelermaat.
Opmerking: De elektrodenafstand van de
bougie moet 0,7 mm – 0,8 mm bedragen.
4. Schroef de bougie weer in de motor en draai
deze vast met een steeksleutel.
Controle op vonkvorming
WAARSCHUWING! Gevaar voor persoon-
lijk letsel door een elektrische schok. Het con-
troleren van de ontstekingsvonk bij gedemonteer-
de bougie kan tot zwaar letsel door een elektri-
sche schok leiden en kan brand veroorzaken.
■
Controleer de ontstekingsvonk nooit wanneer
de bougie is gedemonteerd. Gebruik in plaats
daarvan een vonktester.
31