Montage
Opmerking
Houd bij de keuze van het inbrenginstrument rekening
met de hoogte van het implantaat!
►
Verwijder de spoelaansluiting 5 van het greepuit-
einde van het inbrenginstrument 1.
►
Zorg
ervoor
dat
inbrenginstrument 1 los zit.
►
Draai de klemhuls 7 net zolang tegen te wijzers
van de klok in, totdat deze niet meer in het
aansluitstuk 6 van het inbrenginstrument 1 grijpt.
►
Koppel de voor de intraoperatief geselecteerde
implantaathoogte benodigde afstandhouder 2 aan
het inbrenginstrument 1.
►
Steek de afstandhouder 2 in het gat van het aan-
sluitstuk. Let daarbij op de markeringen "CRANIAL"
en
"CAUDAL"
inbrenginstrument 1. Houd tegelijkertijd de knop 9
"push
to
clean"
inbrenginstrument 1 ingedrukt.
►
Steek de afstandhouder 2 tot de aanslag in het
inbrenginstrument 1.
►
Laat de knop 9 "push to clean" los. Controleer, door
axiaal aan de afstandhouder 2 te trekken, of deze
goed in het inbrenginstrument 1 vergrendeld is.
►
Draai het stelwieltje 8 tegen de wijzers van de klok
in en stel de diepteaanslag op de kleinste inbreng-
diepte in.
de
klemhuls 7
op
op
afstandhouder 2
op
de
greep
van
het
6
en
Afb. 1
het
9
1
8
7
2
89