2. Hydraulische leidingen op lekkage
3. Hydraulisch oliepeil
4. Motoroliepeil
5. Koelvloeistofpeil
6. Bij vorstgevaar koelvloeistof op voldoende antivriesmid-
del
Antivriesmiddel met de passende concentratie hoort
principieel in het koelcircuit thuis (niet in het expansiere-
servoir).
7. Elektrische leidingen op beschadiging
8. Schroeven en moeren op vastheid
9. Voertuig, motor en radiatorrooster op beschadiging
10.Vloeistofniveau in het sproeiwaterreservoir
Reinigingsmiddel en evt. antivries
11.Banden op beschadiging, vuldruk en slijtage
In het voertuig
12.Alle pedalen op lichtlopendheid
13.Is de werkhydraulica (PTO) uitgeschakeld?
14.Bij ingeschakeld contact: branden de waarschuwings-
lampjes voor laadcontrole en oliedruk?
Motor starten en het volgende controleren:
15.gaan de waarschuwingslampjes voor de laadcontrole
en oliedruk uit?
16.Functioneren temperatuurindicatie en tankindicatie?
17.Zijn verlichting, rijrichtingsindicatie en knipperinstallatie
in orde?
7.3
Bestuurdersstoel instellen (standaardstoel)
GEVAAR
Gevaar voor ongevallen
Stel de bestuurdersstoel alleen bij een stilstaand apparaat
in.
Hoofdsteun
1
Documentenvak
2
Instelling lendenwervelsteun
3
Hellingsinstelling rugleuning
4
Hoogte-instelling armleuning links
5
Kan voor het in- en uitstappen naar boven worden ge-
klapt.
Veiligheidsgordel
6
Hoogteverstelling
7
Demping/instelling bestuurdersgewicht
8
Horizontale verstelling
9
Hoogte-instelling armleuning rechts
10
274
1. Bestuurdersstoel zodanig instellen dat pedalen en het
stuurwiel comfortabel kunnen worden bereikt.
2. Linker armleuning in gewenste positie brengen.
3. Rechter armleuning in positie brengen.
4. Besturingsstoel zodanig op het lichaamsgewicht instel-
len dat de trillingen door oneffenheden op de rijweg ge-
minimaliseerd zijn.
a De bestuurdersstoel is conform klasse A, gewichts-
klasse I
b Vergrendeling voor het begin van de rit controleren.
7.4
Bestuurdersstoel instellen (comfortstoel,
optioneel)
GEVAAR
Gevaar voor ongevallen
Stel de bestuurdersstoel alleen bij een stilstaand apparaat
in.
Hoofdsteun
1
Documentenvak
2
Instelling lendenwervelsteun
3
Hellingsinstelling rugleuning
4
Hoogte-instelling armleuning links
5
Kan voor het in- en uitstappen naar boven worden ge-
klapt.
Schakelaar stoelverwarming
6
Veiligheidsgordel
7
Hoogteverstelling/instelling bestuurdersgewicht
8
Horizontale verstelling
9
Hoogte-instelling armleuning rechts
10
Zijverstelling armleuning rechts
11
Langsverstelling armleuning rechts
12
Horizontale demping
13
1. Bestuurdersstoel zodanig instellen dat pedalen en het
stuurwiel comfortabel kunnen worden bereikt.
2. Linker armleuning in gewenste positie brengen.
3. Rechter armleuning in positie brengen.
4. Besturingsstoel zodanig op het lichaamsgewicht instel-
len dat de trillingen door oneffenheden op de rijweg ge-
minimaliseerd zijn.
a Vergrendeling voor het begin van de rit controleren.
Nederlands