Pos. Onderdeel
6
Bevestigingsschroeven (voorvoetkap)
7
Drukopbouwpolsters
8
Voetbedpolster (schuimstof)
2.2 Constructie
De hielontlastingsorthese is gemaakt van glasvezelversterkt polypropyleen.
Door de vormgeving van de hielhouder (13) wordt een dorsale aansluiting bij de kuit en een
ondersteuning van het lengtegewelf (12) van de voet bereikt die een vrij zwevende positionering
van het hielbeen in de orthese mogelijk maakt. Het voetbed wordt gevormd door het voetvormdeel
voor het lengtegewelf en de niveaucompensatiezool (9) met klittenbandaansluiting. Het hoogte
verschil met de schoen aan de gezonde kant kan worden gecompenseerd met de hielwig (11).
Zowel voor controledoeleinden als voor een betere luchtcirculatie van de orthese is er achter in
de hielhouder een opening aangebracht. De set hielbelastingspolsters, die bestaat uit een voet
bedpolster (8) en drukopbouwpolsters (7), wordt gebruikt volgens het therapieplan en dient voor
de stapsgewijze belastingsopbouw voor het hielbeen.
De voet wordt op zijn plaats gehouden door de klittenbandsluitingen (4, 14 en 15) en de voorvoet
kap (3). Dankzij de ritssluiting op de voorvoetkap is de orthese gemakkelijk aan en uit te trekken
en worden de tenen beschermd. De klittenbandsluiting (4) wordt met de meegeleverde bevesti
gingsschroeven en stelmoeren (5) aan de orthese bevestigd. De klittenbandsluitingen ter hoogte
van het scheenbeen (14 en 15) kunnen voor meer stabiliteit ook met klinknagels aan elkaar wor
den bevestigd of aan elkaar worden vastgenaaid. Het kuitpolster (1), dat op maat kan worden
geknipt, is bedoeld als polster voor de hielhouder.
Ter vergroting van de veiligheid bij het lopen is de onderzijde van de orthese voorzien van een
slipvrij profiel.
3 Gebruiksdoel
3.1 Gebruiksdoel
De orthese mag uitsluitend worden gebruikt als hulpmiddel ter ondersteuning van de functie van
de onderste extremiteit en mag alleen in contact worden gebracht met intacte huid.
De orthese mag uitsluitend worden gebruikt op indicatie.
3.2 Indicaties
•
Functionele nabehandeling van hielbeenfracturen (enkel- of dubbelzijdig), ongeacht het type
fractuur en de primaire behandeling.
•
Ontlasting na artrodese van het onderste spronggewricht
De indicatie wordt gesteld door de arts.
3.3 Contra-indicaties
3.3.1 Absolute contra-indicaties
•
Fixateur externe (osteosynthese met boordraad)
3.3.2 Relatieve contra-indicaties
Bij de volgende indicaties is overleg met de arts noodzakelijk: huidaandoeningen/-letsel, ontste
kingen, hypertrofisch littekenweefsel met zwelling, roodheid en verhoogde temperatuur in het
gedeelte van het lichaam waar het hulpmiddel wordt gedragen; lymfeafvoerstoornissen alsmede
zwellingen met een onbekende oorzaak van weke delen die zich niet in de directe nabijheid van
het hulpmiddel bevinden; sensibiliteits- en doorbloedingsstoornissen in het onderbeen en de
voet.
42
Pos. Onderdeel
14
Klittenbandsluiting (onderzijde
scheenbeen)
15
Klittenbandsluiting (bovenzijde
scheenbeen)