• Alvorens een boom om te zagen zorgt u ervoor dat:
a) zich alleen personen binnen het werkgebied bevinden die daadwerkelijk
betrokken zijn bij het omzagen van de boom.
b) iedere werker die erbij betrokken is zich kan terugtrekken zonder te struikelen
(de mensen moeten zich achterwaarts terugtrekken in diagonale richting, d.w.z.
onder een hoek van 45°).
c) aan de onderkant van de boom geen vreemde voorwerpen, ondergroei en
takken zitten. Zorg ervoor dat u stevig staat (kans op struikelen).
d) de volgende werklocatie minstens 2 1/2 boomlengte verwijderd is. Alvorens
de boom om te zagen, controleert u de valrichting en verzekert u uzelf ervan
dat zich geen mensen of voorwerpen bevinden binnen een afstand van 2 1/2
boomlengte.
• Beoordelen van de boom: Richting van hangen - losse of dorre takken - hoogte
van de boom - natuurlijke overhang - is de boom rot?
• Houd rekening met de windrichting en -snelheid. Als sterke windstoten zich
voordoen, mag u geen bomen omzagen.
• De wortels doorzagen: Begin met de sterkste wortels. Maak eerst de verticale
en daarna de horizontale zaagsnede.
• Een inkeping in de boomstam maken: De inkeping (A) bepaalt de valrichting
en geleidt de boom. De inkeping moet haaks op de valrichting met een diepte
van 1/3 tot 1/5 van de diameter in de boomstam worden aangebracht. Breng de
inkeping vlak boven de grond aan.
• Als u de zaagsnede wilt bijstellen, moet u dat doen over de volledige breedte van
de inkeping.
• Zaag de boom om boven de onderrand van de inkeping (D). De zaagsnede
moet precies horizontaal (B) zijn. De afstand tussen de beide zaagsneden (C)
moet ongeveer 1/10 van de diameter van de boomstam zijn.
• De breuklijst tussen de beide zaagsneden werkt als een scharnier. Zaag deze
nooit door omdat anders de boom ongecontroleerd valt. Plaats op tijd valwiggen
in de zaagsnede.
• Gebruik uitsluitend wiggen van kunststof of aluminium. Gebruik geen ijzeren
wiggen. Als de zaagketting een ijzeren wig raakt, kan de zaagketting ernstig
worden beschadigd of breken.
• Sta bij het omzagen van een boom altijd zijwaarts van de vallende boom.
• Let bij het achteruit lopen na het omzagen van de boom op vallende takken.
• Bij het werken op hellende ondergrond, moet de gebruiker van de kettingzaag
boven of zijwaarts staan van de boom die wordt omgezaagd of de boom die
reeds is omgezaagd.
• Let op boomstammen die naar u toe kunnen rollen.
werkgebied voor omzagen
107
45
o
2
/
1
2
45
o