1.
Alle leidingen leeg:
a)
Open de aan-uitklep
stroomopwaarts ten opzichte van de
pomp.
b)
Verwijder de vulplug (3) en de
meetplug (1). Gebruik een trechter
om de pomp te vullen door het
vulgat totdat de vloeistof uit deze
opening stroomt.
c)
Draai de vulplug (3) en de meetplug
(1) aan.
2.
Gevulde afvoerleidingen:
a)
Open de aan-uitklep
stroomopwaarts ten opzichte van de
pomp en open de aanuitklep
stroomafwaarts.
b)
Verwijder de meetplug (1) totdat er
vloeistof uit deze opening stroomt.
c)
Draai de meetplug (1) vast.
5.2
De draairichting controleren
(driefasenmotor)
Volg deze procedure vóór het opstarten.
1.
Zoek de pijlen op de adapter of de
motorventilator om de juiste draairichting
te bepalen.
2.
Start de motor.
3.
Controleer snel de draairichting door de
koppelingsbeveiliging of door de
bescherming van de motorventilator.
4.
Stop de motor.
5.
Doe het volgende als de draairichting
onjuist is:
a)
Ontkoppel de stroomtoevoer.
b)
Verwissel in het contactbord van de
motor of het elektrische
besturingspaneel de posities van
twee van de drie draden van de
aanvoerkabel.
Voor de bedradingsschema's zie de
installatie-, gebruiks- en
onderhoudshandleiding van de
motor.
c)
Controleer nogmaals de
draairichting.
5.3
De pomp starten
De verantwoordelijkheid voor het controleren
van het juiste debiet en de juiste temperatuur
van de verpompte vloeistof ligt bij de
installateur of eigenaar.
Zorg voor het starten van de pomp voor de
volgende punten:
•
Er alleen vloeistoffen met
geleidingsvermogen >1000 [pS/m]
worden gebruikt (zie PD CLC/TR 60079–
32–1).
•
De maximale vloeistoftemperatuur (tmax)
die op het typeplaatje van de pomp
vermeld is mag
•
De combinatie van de pomp en de
droogloopbeveiliging is beschreven in het
Explosiebeveiligingsdocument volgens de
Richtlijn 1999/92/EG.
•
De pomp lekt niet voor het starten en
tijdens de werking.
•
De pomp heeft aangezogen.
•
De pomp op de juiste manier op de
stroomvoorziening is aangesloten.
nl - Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing
•
De pomp is goed aangesloten in
overeenstemming met de aanwijzingen in
De pomp vullen.
•
De aan-uitklep stroomafwaarts ten
opzichte van de pomp is gesloten.
1.
Start de motor.
2.
Open geleidelijk de aan-uitklep aan
de afvoerzijde van de pomp.
Onder de verwachte
bedrijfsomstandigheden moet de
pomp soepel en stil functioneren.
Zo niet, zie Lokaliseren van
storingen.
6 Onderhoud
Voorzorgsmaatregelen
Elektrisch gevaar:
Ontkoppel de stroomtoevoer voordat
het apparaat wordt geïnstalleerd of in
onderhoud gaat.
WAARSCHUWING:
•
Onderhoud aan de pomp mag
alleen uitgevoerd worden door
Xylem of de erkende dealer.
•
Neem de geldende
ongevalpreventievoorschriften in
acht.
•
Gebruik geschikte apparatuur en
beschermingsmiddelen.
•
Zorg ervoor dat de afgevoerde
vloeistof geen schade aan
personen, eigendommen of de
omgeving kan veroorzaken.
6.1
Service
Als de gebruiker van de pomp regelmatige
onderhoudstermijnen wil inplannen, zijn deze
afhankelijk van het soort gepompte vloeistof en
de bedrijfsomstandigheden van de pomp.
Neem contact op met Xylem of de erkende
dealer voor eventuele vragen met betrekking tot
routine-onderhoud of service.
Er kan bijzonder onderhoud nodig zijn om de
vloeistof te reinigen en/of versleten onderdelen
te vervangen.
Pompen met levenslang gesmeerde lagers
Pompen met levenslang gesmeerde lagers
vergen geen gepland routine-onderhoud.
Pompen met hersmeerbare lagers
•
Smeer deze na 4000 bedrijfsuren
opnieuw, in ieder geval ten minste één
keer per jaar. Maak eerst de smeernippels
(SN) schoon.
•
Gebruik NLGI Grade 2 vet of gelijkwaardig
vet.
95