Montage
■
Gaten in en verheffingen op het gazon
(bijv. molshopen, woelgaten, dennenap-
pels, gevallen fruit enz.)
■
Steile hellingen van meer dan 45 % (24°)
■
Water (bijv. vijvers, beken, zwembaden
enz.) en de afzetting ervan t.o.v. het ga-
zon
■
Struiken en heggen die breder kunnen
worden
4.4
Basisstation opbouwen (03/a)
1. Basisstation (01/1) haaks t.o.v. de positie van
de begrenzingskabel als volgt plaatsen.
■
Vlak op de gron (met een waterpas con-
troleren)
■
Rechte en vlakke in- en uitrit
■
Niet overhellend (bij het aansluiten en in-
draaien van de schroefspijkers mag de
laadzuil niet gebogen raken of hellen)
2. Basisstation (03/2) met vier schroefspijkers
(03/1) op de grond vastzetten.
4.5
Begrenzingskabel installeren
OPMERKING Robolinho 500/1150: Als
de meegeleverde begrenzingskabel te kort is,
kan bij de AL-KO dealer of de servicepartner een
verlengkabel verkregen worden.
4.5.1
Begrenzingskabel op het basisstation
aansluiten (03/b)
1. Begrenzingskabel (03/4) uit de verpakking
trekken.
2. Afdekking van de kalbelschacht (03/3) aan
de aansluiting (03/A) verwijderen.
3. Isolatie van het uiteinde van de begrenzings-
kabel (03/6) een stuk verwijderen en in de
klem (03/7) steken.
4. Klem sluiten.
5. Begrenzingskabel door de trekontlasting
(03/5) met kabelreserve uit de kabelschacht
leiden.
OPMERKING Met de kabelreserve kunnen
ook op een later tijdstip nog kleine correcties aan
de kabelgeleiding uitgevoerd worden.
6. Afdekking van de kabelschacht weer plaat-
sen.
4.5.2
Begrenzingskabel leggen (01)
De begrenzingskabel kan zowel op het gazon
worden gelegd of kan 10 cm onder het gazonop-
pervlak worden ingewerkt. Het inwerken onder
442811_a
het gazonoppervlak kan door uw dealer uitge-
voerd worden.
Beide varianten kunnen met elkaar gecombi-
neerd worden.
LET OP! Gevaar voor beschadiging van de
begrenzingskabel. Als de begrenzingskabel be-
schadigd of doorgesneden wordt is de overdracht
van de besturingssignalen naar het apparaat niet
meer mogelijk. In dat geval moet de begrenzings-
kabel gerepareerd of vervangen worden. Begren-
zingskabels zijn verkrijgbaar bij AL-KO.
■
Leg de begrenzingskabel altijd direct op de
grond. Bevestig hem indien nodig met een
extra gazonpen.
■
Bescherm de begrenzingskabel bij het leg-
gen en tijdens de werking tegen beschadigin-
gen.
■
Graaf en verticuteer niet in de buurt van de
begrenzingskabel.
1. Bevestig de begrenzingskabel met regelmati-
ge afstanden met gazonpennen of leg hem
ondergronds (max. 10 cm diep).
2. Begrenzingskabel om obstakels heen leggen:
zie Hoofdstuk 4.5.3 "Obstakels afzetten", pa-
gina 75.
3. Doorgangen tussen de afzonderlijke maaige-
bieden aanleggen: zie Hoofdstuk 4.5.4
"Doorgangen afzetten (01/h)", pagina 76.
4. Te grote stijgingen of dalingen afzetten: zie
Hoofdstuk 4.5.5 "Hellingen afzetten (11)", pa-
gina 76.
5. Kabelreserves aanleggen: zie Hoofdstuk
4.5.6 "Kabelreserves aanleggen (07)", pagi-
na 76.
6. Sluit de begrenzingskabel na het leggen aan
op de aansluiting (03/B) van het basisstation:
zie Hoofdstuk 4.5.1 "Begrenzingskabel op
het basisstation aansluiten (03/b)", pagi-
na 75.
4.5.3
Obstakels afzetten
Afhankelijk van de omgeving van het werkge-
deelte moet de begrenzingskabel met verschil-
lende afstanden t.o.v. de obstakels worden ge-
legd. Gebruik voor de bepaling van de juiste af-
stand de liniaal die van de verpakking afgehaald
kan worden.
75