Nederlands
• Bij gebruik van de pomp in installaties met watertemperaturen boven 90 °C
moet een overeenkomstig warmtebestendige aansluitleiding worden gebruikt.
• Alle aansluitleidingen dienen zodanig te worden geplaatst, dat er in geen geval
contact gemaakt wordt met de leiding en/of het pomp- en motorhuis.
• Om een goede druipwaterbescherming en trekontlasting van de kabelschroef-
verbinding (PG 13,5) te waarborgen, moet een aansluitleiding met een buiten-
diameter van 10 - 12 mm worden gebruikt, die te monteren is zoals
weergegeven in afb. 5. Bovendien moet de kabel in de buurt van de schroefver-
binding in een afvoerlus worden gebogen om het druipwater te laten afvloeien.
Kabelschroefverbindingen die niet aangesloten zijn, moeten met de beschik-
bare afdichtingsringen afgesloten en vastgeschroefd worden.
• Pompen enkel met correct vastgeschroefd moduledeksel in bedrijf nemen.
Op een correcte plaatsing van de dekselafdichting letten.
• De pomp/installatie op de voorgeschreven wijze aarden.
7.2.1 Verzamelstoringsmelding (SSM)
GEVAAR! Levensgevaar!
Bij een ondeskundige elektrische aansluiting bestaat er levensgevaar door
elektrische schok.
Als de net- en SSM-leiding gemeenschappelijk in een 5-aderige kabel wor-
den geleid, mag de SSM-kabel niet met lage veiligheidsspanning worden
bewaakt.
Bij de pompen met klemmenkasttype 5 en 7 (afb. 4) staat voor een externe mel-
ding aan een gebouwbeheersysteem een verzamelstoringsmelding "SSM" als
potentiaalvrij verbreekcontact (max. contactbelasting 250VAC / 1A) ter
beschikking. Het contact opent wanneer de geïntegreerde motorbeveiliging de
motor spanningsvrij heeft geschakeld. Na de handmatige reset (afb. 4, pos. 4)
op de pomp sluit het contact opnieuw en is de storingsmelding bevestigd.
7.2.2 Motorbeveiliging
VOORZICHTIG! Gevaar voor materiële schade!
Als het wikkelingsveiligheidscontact (WSK) van de pomp niet op een motor-
beveiliging wordt aangesloten, is het mogelijk dat de motor door thermische
overbelasting beschadigd raakt!
80
WILO SE 12/2013