BELANGRIJK De accu dient opgeborgen te
worden op een koele, droge plaats. De accu altijd
terug opladen vóór iedere lange periode van in-
activiteit (langer dan 1 maand) en terug opladen
vooraleer de activiteit te hervatten (zie 6.2.3).
Controleer, voordat er opnieuw met de machine
gewerkt wordt, of er uit de slang, de benzinek-
raan en de carburateur geen benzine lekt.
5.4.12 Beveiligingssysteem van de kaart
De elektronische kaart is voorzien van een zelf-
herstellende bescherming die het circuit onder-
breekt zodra er zich een storing voordoet in de
elektrische installatie; de ingreep veroorzaakt
het stilvallen van de motor en wordt gemeld
door het doven van het controlelampje (machi-
nes met één controlelampje) of door het volledig
doven van het dashboard ( machine met 6 con-
trolelampjes op het dashboard.
Het circuit herstelt zichzelf automatisch binnen
enkele seconden; de oorzaak dient gevonden
en verholpen te worden om herhaling van het
voorval te voorkomen.
BELANGRIJK Om te voorkomen dat het sys-
teem in werking treedt
– mogen de polen van de accu niet onderling
verwisseld worden;
– mag de machine niet gebruikt worden zonder
accu om geen afwijkingen aan de laadregelaar
te veroorzaken;
– moet erop gelet worden dat er geen kortsluiting
veroorzaakt wordt.
5.5 GEBRUIK OP HELLINGEN (Afb. 5.14)
De aangegeven limieten in acht nemen (max
10° - 17%).
LET OP!
Op hellingen dient het rijden
zeer zorgvuldig te gebeuren om het steige-
ren van de machine te voorkomen. Vertraag
de snelheid bij het beginnen van een helling,
vooral bij het afdalen.
GEVAAR!
Gebruik de achteruitversnel-
ling nooit om snelheid te minderen; dit kan
de macht over het stuur doen verliezen,
vooral op gladde terreinen.
M echanische aandrijving
GEVAAR!
met de versnelling of de koppeling in de
vrije stand! Schakel altijd een lage ver-
snelling in voordat u de machine onbe-
heerd achterlaat.
H ydrostatische aandrijving
Het afdalen van een helling kan uitgevoerd
worden zonder het koppelingspedaal te be-
dienen (zie 4.32) om zoveel mogelijk ge-
bruik te maken van het remeffect van de hy-
drostatische aandrijving als de koppeling
niet is ingeschakeld.
5.6 TIPS OM ALTIJD EEN MOOI GAZON
TE HEBBEN
1. Voor een mooi, groen en zacht gazon is het
nodig dat het gras regelmatig en op de juiste
manier gemaaid wordt. Het gazon kan van
verschillende soorten gras zijn. Bij regel-
matige maaibeurten, groeit het gras sneller,
waardoor meer wortelgroei ontstaat en een
mooi dicht gazon bekomen wordt; indien min-
der vaak gemaaid wordt, wordt ook de groei
van hoog en wild gras bevorderd (klaver,
margrieten, enz.)
2. Het is beter het gras te maaien als het gazon
goed droog is.
3. De snij-inrichtingen dienen geen gebreken
te vertonen en goed scherp te zijn, zodat het
gras op de juiste manier wordt afgesneden
zonder uitgerukt te worden. Dit kan namelijk
tot vergeling van de punten leiden.
4. De motor dient op volle toeren te draaien om
zowel het gras op de juiste manier af te snij-
den als een goede afvoer van het gras naar
het uitwerpkanaal te verkrijgen.
5. De maaifrequentie wordt bepaald aan de
hand van de groei van het gras, waarbij
vermeden moet worden dat het gras te hoog
wordt.
6. In de warmste en droogste tijden van het jaar
is het beter om het gras iets hoger te laten
worden zodat het gazon niet uitdroogt.
7. De optimale hoogte van het gras van een
goed verzorgd gazon bedraagt ongeveer
4-5 cm en met een enkele maaibeurt wordt
het best niet meer dan een derde van de vol-
ledig lengte gemaaid. Als het gras erg hoog
is, raden wij aan om het gazon, met tussen-
poos van één dag, in twee keer te maaien,
de eerste keer met de snij-inrichtingen in de
hoogste stand en smallere grasstroken tege-
15
Rijd nooit een helling af