Deze tabel beschrijft de aanbevolen tussenafstanden tussen draagbare en mobiele
RF-communicatieapparatuur en dit apparaat.
Dit apparaat is bestemd voor gebruik in een elektromagnetische omgeving waarin uitgestraalde RF-
storing beheerst wordt. Gebruikers van dit apparaat kunnen elektromagnetische interferentie helpen
voorkomen door een minimale tussenafstand aan te houden tussen draagbare en mobiele RF-
communicatieapparatuur (zenders) en het apparaat zoals hieronder vermeld, volgens het maximale
Nominaal maximaal
uitgangsvermogen
zender in watt
0,01
0,1
1
10
100
Voor zenders waarvan het maximale uitgangsvermogen hierboven niet vermeld staat, kan de
aanbevolen tussenafstand d in meters (m) worden geschat aan de hand van de vergelijking voor
de zenderfrequentie, waarbij P het nominale maximale uitgangsvermogen van de zender is in watt (W)
volgens de zenderfabrikant.
OPMERKINGEN:
1. Bij 80 MHz en 800 MHz geldt de tussenafstand voor het hogere frequentiebereik.
2. Deze richtlijnen gelden niet voor alle situaties. De voortplanting van elektromagnetische straling wordt
beïnvloed door absorptie en weerkaatsing door structuren, voorwerpen en personen.
Responsduur apparatuur
Als het signaal van de sensor niet goed genoeg is, bevriezen de waarden voor de laatste gemeten
SpO
en pulsfrequentie 10 seconden, waarna ze worden vervangen door streepjes.
2
Waarden SpO
Standaard/Snel gemiddelde SpO
Pulsfrequentiewaarden
Standaard/snel gemiddelde pulsfrequentie
Apparatuurvertraging
Vertraging displaybijwerking
44
Tabel 6: Aanbevolen tussenafstanden
uitgangsvermogen van de communicatieapparatuur.
Tussenafstand voor zenderfrequentie
150 kHz tot 80 MHz
d = 1,17
P
0,12
0,37
1,2
3,7
12
2
2
80 MHz tot 800 MHz
d = 1,17
P
0,12
0,37
1,2
3,7
12
Gemiddelde
4 slagen exponentieel
Respons
4 slagen exponentieel
Vertraging
1,5 seconde
Technische informatie
800 MHz tot 2,7 GHz
d = 2,33
P
0,23
0,73
2,3
7,3
23
Latentietijd
2 slagen
Latentietijd
2 slagen