6.3
BEDIENINGSPROCEDURES _________________________________________________
Draag altijd een veiligheidsbril, lederen werkschoenen of laarzen, een helm en oorbescherming om letsel te helpen
voorkomen. Lang haar, sieraden of loszittende kleding kunnen in de draaiende onderdelen verstrikt raken.
1. De motor mag in geen geval worden gestart als de
bestuurder of voorbijgangers voor de haspel staan.
2.
Laat de motor niet lopen in een besloten ruimte.
3.
Houd handen en voeten uit de buurt van bewegende
onderdelen en maaieenheden. Maak indien mogelijk
geen aanpassingen, als de motor loopt.
4. Gebruik
de
maaier
loszitten, beschadigd zijn of ontbreken. Maai zo
mogelijk als het gras droog is.
5. Maai eerst een proefterrein om volledig vertrouwd te
raken met de bediening van de maaier en de
bedieningshendels.
OPMERKING
Om beschadiging van haspel en het sledemes te
voorkomen mogen de haspels nooit worden bediend
wanneer ze geen gras maaien. Er ontwikkelt zich dan
namelijk uitzonderlijke wrijving en warmte tussen het
sledemes en de haspel waardoor de snijrand wordt
beschadigd.
6. Bestudeer het gebied om de beste en veiligste
bedieningsprocedures te bepalen. Houd rekening
met de hoogte van het gras, het soort terrein en de
gesteldheid van het oppervlak. Elke omstandigheid
vereist
bepaalde
voorzorgsmaatregelen. Gebruik alleen toebehoren
en aanbouwelementen die door Jacobsen zijn
goedgekeurd.
7. Let op de uitstootrichting van de maaier en richt
nooit direct uitstootmateriaal naar voorbijgangers.
Laat nooit iemand bij de machine wanneer u ermee
werkt. De eigenaar/machinist is verantwoordelijk
voor letsel aan zichzelf, aan omstanders en/of voor
schade aan eigendom.
!
Verwijder voor het maaien alle rommel, zoals stenen,
speelgoed en draad, die kan worden uitgeworpen
door de machine. Betreed een nieuw gebied
voorzichtig. Bedien de machine altijd op snelheden
waarop u volledige controle over de maaier bewaart.
niet
wanneer
onderdelen
afstellingen
LET OP
!
LET OP
8. Wees voorzichtig wanneer u bij grindgebieden werkt
(rijweg, parkeerplaatsen, karrepaden enz.). Stenen
kunnen
materiële schade aan de machine veroorzaken.
9. Schakel de haspelkoppeling uit om de messen te
stoppen, wanneer u niet maait.
10. Schakel de haspelkoppeling uit voordat paden of
wegen worden overgestoken. Let op ander verkeer.
11. Stop en inspecteer de machine onmiddellijk op
schade na het raken van een obstructie of wanneer
de machine abnormaal begint te trillen. Laat de
machine repareren voordat u de werkzaamheden
voortzet.
!
Verder moet de parkeerrem worden aangetrokken,
de motor worden stilgezet en de bougiekabel worden
losgehaald om lichamelijk letsel te voorkomen.
12. Rijd op hellingen langzaam en extra voorzichtig.
Wees voorzichtig wanneer u bij laad- en lospunten
rijdt.
13. Kijk eerst achter en onder de machine alvorens
achteruit te rijden om er zeker van te zijn dat dit
veilig kan gebeuren. Wees voorzichtig bij het
of
benaderen van blinde hoeken, bosjes, bomen of
andere objecten die het zicht belemmeren.
14. NOOIT uw handen gebruiken om de maaieenheden
schoon
te
grasresten van de messen te verwijderen. De
messen zijn uiterst scherp en kunnen ernstig letsel
veroorzaken.
BEDIENING
omstanders
ernstig
verwonden
WAARSCHUWING
maken.
Gebruik
6
en/of
een
borstel
om
nl-19