Inbouwhandleiding
Plaatskeuze
Bouw het toestel en de rookgasafvoer ervan altijd zodanig in
dat ze voor onderhoudswerkzaamheden (bijv. aan de elektro-
nica, gas- en wateraansluiting via een onderhoudsluik, kast-
deurtje etc.) te allen tijde goed toegankelijk zijn en gemakkelijk
kunnen worden in- en uitgebouwd.
De afstand van de verwarming tot de omliggende kast- of voer-
tuigonderdelen moet rondom ten minste 10 mm bedragen.
De afstand tussen warmeluchtbuizen en aangrenzende
warmtegevoelige onderdelen moet ten minste 10 mm
bedragen.
Onder het toestel mogen zich geen warmtegevoelige materia-
len (zoals vloerbedekking zoals PVC of dergelijke, kabels etc.)
bevinden, omdat er bij de bodem van het toestel hoge omge-
vingstemperaturen kunnen voorkomen.
Bijgeleverd is een tweede zelfklevend typeplaatje (duplicaat)
met barcode.
Mocht na de inbouw van de verwarming het typeplaatje op
de verwarming niet leesbaar zijn, dan moet het tweede type-
plaatje (duplicaat) op een goed zichtbare plaats op het toestel
worden aangebracht.
Het duplicaat mag uitsluitend in combinatie met het origineel
worden gebruikt.
Afb. 1
Om een gelijkmatige verwarming van het voertuig te bereiken,
moet de verwarming zo centraal mogelijk in het voertuig in
een kledingkast, in de bergruimte of dergelijke met voldoende
hoogte zodanig worden gemonteerd, dat de warmelucht-
buizen met bij benadering gelijke lengte kunnen worden
gelegd. Voor de luchtaanzuiging moet de inbouwruimte over
openingen van afdoende afmetingen beschikken – zie omge-
vingsluchtaanzuiging en verdeling van de warme lucht.
Om het mogelijk in gevaar brengen van personen door
een bij een ongeval eventueel losrakend verwarmings-
toestel te verminderen, kan de bovenste afdekplaat (17) van
de inbouwkast vlak met het verwarmingstoestel aan de overi-
ge kastdelen worden vastgeschroefd. Afhankelijk van de in-
bouwsituatie moet dwars op de rijrichting – met name bij in-
bouw achterin – een stevige dwarssteun (18) vóór (naast) de
verwarming worden aangebracht. Hiervoor kan een massieve
lat (diameter ten minste 30 x 50 mm) op een hoogte van
ca. 180 mm boven de vloer of een inschuifplaat (18a) aan een
stevige kastwand worden aangebracht.
Om onderdelen binnenin de verwarming niet te beschadigen,
mogen er geen kabels of waterleidingen aan de isolatie van
het toestel worden bevestigd.
Voor het gebruik belangrijke onderdelen van het voertuig mo-
gen in hun werking niet nadelig worden beïnvloed.
origineel
duplicaat
18
10*
Afb. 2
* Minimummaten – afhankelijk van de inbouwsituatie moet
rekening worden gehouden met extra ruimte voor de gas-
aansluiting, de wateraansluiting en de veiligheids-/aftap-
kraan. Alle maten in mm.
Mogelijk verstikkingsgevaar door rookgassen
– Rookgasafvoeren moeten zodanig worden geplaatst
dat er geen rookgassen in het voertuig kunnen komen.
– De rookgasafvoer niet in de zijwand inbouwen,
waarin zich de deur bevindt en waaraan een voor-
tent kan worden aangebouwd.
– Bij een camperbus de rookgasafvoer zo inbouwen
dat de geopende schuifdeur in geen geval de afvoer
afdekt.
– De afstand tussen rookgasafvoer en aangrenzen-
de warmtegevoelige onderdelen moet ten minste
10 mm bedragen.
– De rookgasafvoer moet als wandafvoer of dak-
schoorsteen worden uitgevoerd.
Afb. 3
De wandafvoer moet zodanig worden aangebracht dat er zich
binnen 500 mm (R) geen tankopening of tankontluchtingsope-
ning bevindt. Bovendien mag er zich binnen 300 mm (R) geen
ventilatie-opening voor het woongedeelte of een raamopening
bevinden.
R
Afb. 4
Bij de montage van de rookgasafvoer direct onder een te
openen raam moet verplicht een elektrische raamscha-
kelaar (art.-nr. 34000-85800) worden aangebracht.
17
10*
500*
18a
500*
300 mm
NL
45