CA-800-Install.book Seite 81 Montag, 14. April 2008 3:38 15
CoolAir
1.1
Omgang met het toestel
Gebruik de airconditioning voor dakinbouw alleen voor de door de
fabrikant beschreven toepassing en voer geen wijzingen aan het toestel
uit of bouw het ook niet om!
Gebruik de airconditioning voor dakinbouw enkel als de behuizing en de
leidingen onbeschadigd zijn!
De airconditioning voor dakinbouw moet zo veilig geïnstalleerd worden
dat deze niet kan omvallen of omlaag vallen!
De installatie, het onderhoud en eventuele reparaties mogen alleen
door een gespecialiseerde firma uitgevoerd worden die met de daarmee
verbonden gevaren resp. de betreffende voorschriften vertrouwd is!
Plaats de airconditioning voor dakinbouw niet in de buurt van
ontvlambare vloeistoffen of in gesloten ruimtes.
Grijp niet in ventilatieroosters of ventilatie-openingen en steek geen
vreemde voorwerpen in de installatie.
In geval van brand maakt u niet het bovenste deksel van de
airconditioning voor dakinbouw los, maar gebruikt u goedgekeurde
blusmiddelen. Gebruik geen water om te blussen.
Schakel de airconditioning voor dakinbouw uit, voordat u automatische
wasinrichtingen (wasstraten enz.) voor de reiniging van het voertuig
gebruikt!
Informeer bij de fabrikant van uw voertuig of door de opbouw van de
airconditioning voor dakinbouw (opbouwhoogte 209 mm) de
voertuighoogte in de voertuigpapieren gewijzigd moet worden.
Maak bij werkzaamheden aan het toestel alle verbindingen met de accu
los!
Neem in acht dat u voor het omklappen van de bestuurderscabine
of voor onderhoudswerkzaamheden het resterende condenswater
handmatig uit de installatie aflaat (zie hoofdstuk „Condens afzuigen"
in de gebruiksaanwijzing CoolAir CA-800).
1.1.1 Omgang met elektrische leidingen
Als leidingen door wanden met scherpe randen geleid moeten worden,
gebruik dan lege buizen of leidingdoorvoeren!
Plaats geen losse of scherp afgeknikte leidingen op elektrisch geleidend
materiaal (metaal)!
Trek niet aan leidingen!
Bevestig en plaats de leidingen zodanig, dat er niet over gestruikeld kan
worden en beschadiging van de kabel uitgesloten is.
De elektrische aansluiting mag alleen door een gespecialiseerde firma
worden uitgevoerd.
Beveilig de aansluiting aan het net in het voertuig met minstens
25 ampère.
Leg de voedingsleiding (accukabel) nooit in de buurt van signaal- of
stuurleidingen aan.
Veiligheidsinstructies
81