7.3. Reinigen van het oliefilter
Tap de motorolie af.
Verwijder het oliefilter (fig. C - punt 1) na het losdraaien van zijn bevestigingsschroef (fig. C - punt 2).
Reinig het oliefilter met dieselolie of benzine.
Droog het oliefilter en monteer het terug in de omgekeerde volgorde van het demonteren.
Zet de bevestigingsschroef (fig. C - punt 2) van het oliefilter (fig. C - punt 1) vast.
Vul de motor met de voorgeschreven hoeveelheid olie.
Start het aggregaat .
Controleer of er geen lekken zijn en corrigeer het peil indien nodig.
7.4. Verversen van de motorolie
Houd u aan de instructies ter bescherming van het milieu (cf. Bescherming van het milieu) en tap olie af in een geschikte opvangbak.
Verwijder, terwijl de motor nog warm is, de vuldop-peilstok (fig. C - punt 3) en de aftapplug (fig. C - punt 4).
Plaats, als alles afgetapt is, de aftapplug terug en draai deze vast (fig. C - punt 4).
Vul het carter van de motor met de aanbevolen olie (cf. § Karakteristieken), controleer het peil.
Plaats de vuldop-peilstok terug en zet hem vast (fig. C - punt 3).
Controleer na het vullen of er geen lekken zijn.
Veeg alle sporen van olie weg met een schone doek.
7.5. Vervangen van het brandstoffilter
Gevaar
Sluit de brandstofkraan (fig. D - punt 6).
Noteer de montagerichting van het filter.
Maak de twee bevestigingsklemmen (fig. D - punt 5) op de slangen van het brandstoffilter (fig. D - punt 4) los en bouw het filter uit.
Vang de brandstof op in een passende bak.
Monteer een nieuw brandstoffilter terug op de slangen en zet de klemmen goed vast (controleer of de montagerichting correct is).
Open de brandstofkraan (fig. D - punt 6) en controleer of er geen lekkage is.
7.6. Controleren van bouten, moeren en schroeven
Om incidenten of storingen te voorkomen, moet u dagelijks alle bouten en moeren zorgvuldig controleren.
Controleer het hele aggregaat vóór iedere start en na ieder gebruik.
Trek alle bouten na waarop speling zou kunnen zitten.
Opgelet het opspannen van de cilinderkopbouten moet worden uitgevoerd door een specialist. Raadpleeg uw regionale verdeler.
Rook niet of maak geen vuur of vonken. Controleer of er geen lekkage is, veeg elk spoor
van brandstof weg en controleer of de dampen verdreven zijn, voordat u het
stroomaggregaat start.