Haal de afdekking van het maaimechanisme (
de machine.
De trekbalken van de hefhendel van het maaimechanisme worden door de schachten in het
frame geduwd en zitten op hun plaats vast met twee moeren.
Stel de gewenste regelkracht in door de moeren te draaien. Stel aan beide zijden van de
machine dezelfde waarde in.
5.4.4 HET MAAIMECHANISME UITLIJNEN
Voor de beste maairesultaten moet het maaimechanisme goed verticaal zijn uitgelijnd. De procedure voor
de aanpassing wordt beschreven in hoofdstuk "6.3.7 MAAIMECHANISME - CONTROLEREN EN UITLIJNEN"
van deze handleiding.
5.5. UW MAAIER BESTUREN
Algemene waarschuwingen voordat u gaat rijden:
Controleer dat de parkeerrem is uitgeschakeld. De parkeerremhendel mag niet in stand "2" blijven
staan (
4.2). Wanneer u op de parkeerrem trapt, wordt de parkeerrem automatisch uitgeschakeld.
De by-passhendel moet in stand "1" staan, d.w.z. de by-pass van de aandrijving moet ingeschakeld
zijn.
Wanneer u rijdt naar een terrein dat u wilt gaan maaien, moet het maaimechanisme uitgeschakeld
zijn en in de hoogste stand staan, d.w.z., de hendel van de hoogte-instelling van het maaimechanisme
staat in stand "7".
Wanneer u over obstakels rijdt die hoger zijn dan 8 cm (trottoirranden, enz.), moet u rijplanken
gebruiken zodat u het maaimechanisme en de versnellingsbak niet beschadigt.
Voorkom dat de voorwielen hard stoten tegen massieve obstakels, omdat anders de vooras zou
kunnen beschadigen, vooral wanneer u met hoge snelheid rijdt.
5.5.1 VOORUIT-/ACHTERUITRIJDEN
Verplaats de gashendel langzaam naar positie "MIN" De motorsnelheid neemt daardoor af.
Trap langzaam het rijpedaal in, afhankelijk van de gewenste rijrichting (vooruit of achteruit).
Attentie! U loopt het risico u te bezeren als u het pedaal snel intrapt!
- U kunt de rijrichting alleen wijzigen van vooruit in achteruit nadat u de machine hebt
stilgezet. Als u dit doet terwijl de machine rijdt, bestaat het gevaar dat u de transmissie
beschadigt.
- Gebruik nooit het rijpedaal en het rempedaal tegelijkertijd – dit kan leiden tot storing
in de transmissie.
Het systeem is voorzien van een functie automatische ontkoppeling van het maaimechanisme
voor achteruitrijden bij een snelheid van meer dan 0,3 mtr/s (ongev. 1 km/uur).
Bij opzettelijk en gecontroleerd achteruitrijden met het maaimechanisme ingeschakeld, kunt u deze
veiligheidsfunctie uitschakelen door te drukken op de knop R die zich naast het stuur bevindt
(
4.2 (5)). Dan wordt met iedere daaropvolgende verandering in de rijrichting van achteruit naar
vooruit de ontkoppeling van het maaimechanisme weer geactiveerd.
Let, wanneer u de ontkoppeling van de functie met de knop R gebruikt, uitzonderlijk
goed op het gebied achter de machine wanneer u achteruitrijdt.
5.5.2 STOPPEN
U kunt het rijden van de machine, vooruit of achteruit, stoppen door geleidelijk uw voet van het
rijpedaal te halen en vervolgens het rempedaal in te trappen.
Wanneer u op het rempedaal trapt en de cruise-control is ingeschakeld, wordt deze automatisch
in de neutrale stand gezet. De remafstand is minder dan 2 m.
6.3.7 en
6.3.7b) aan beide zijden van
212
5.4.3