OPGELET!
De secundaire luchtafsluiter mag bij gebruik
nooit volledig worden gesloten. De stookruimte
en de aslade moeten echter wel helemaal dicht
zijn.
9.
Het verbrandingsproces
Een stuk hout verbrandt in drie fasen. Deze processen worden
in een houtvuur echter niet achtereenvolgens doorlopen. Zij
geschieden voor een deel gelijktijdig.
9.1 Drogingsfase
Het in het luchtdroge hout nog aanwezige water (ongeveer 15
tot 20%) verdampt. De temperatuur is zowat 100°C. Daarom
moet bij het aansteken warmte aan het hout toegevoegd wor-
den. Dat kunt u doen door kleine stukken hout te gebruiken.
9.2 Ontgassingsfase
Bij temperaturen tussen 100°C en 150°C begint, eerst lang-
zaam, het opensplijten en de vergassing van de in het hout
aanwezige stoffen en de thermische ontbinding van het hout.
Boven 150°C neemt de gasontwikkeling sterk toe. Het aandeel
vluchtige bestanddelen bedraagt zowat 80% van de houtsub-
stantie. De eigenlijke verbranding begint bij het ontvlammen
van de ontstane gassen op ongeveer 225°C (ontbrandingstem-
peratuur) en het vrijmaken van warmte. Daarvoor is voldoende
zuurstof noodzakelijk. Bij om en nabij de 300°C wordt het
hoogtepunt van de verbranding bereikt. De reactie geschiedt
nu zo stormachtig, dat hier de meeste warmte vrijgegeven
wordt. Vlamtemperaturen van 1100°C zijn mogelijk.
40
9.3 Uitbrandingsfase
Na de verbranding van de vluchtige bestanddelen neemt de
gloed van het houtskool af. Houtskool verbrandt langzaam,
haast zonder vlam, bij een temperatuur van ongeveer 800°
C. Beslissend voor een schone verbranding is een zo volledig
mogelijk chemische reactie van de houtgassen met het zuurstof
uit de verbrandingslucht. Bij uw kachel van Hase wordt de ver-
brandingslucht voorverwarmd en langs brede inlaatopeningen
in de verbrandingsruimte gevoerd. De gassen worden dan ook
op hoge temperatuur goed vermengd met de lucht. Een bel-
angrijke parameter in elke verbrandingsfase is de hoeveelheid
verbrandingslucht. Te weinig lucht leidt tot zuurstofgebrek en
een onvolledige verbranding. Te veel lucht doet de temperatu-
ur in de verbrandingsruimte dalen en werkt negatief uit op de
doelmatigheid. Bij een onvolledige verbranding ontstaan scha-
delijke stoffen zoals stof, koolmonoxide en koolwaterstoffen.
Uitbranding
fi g. 3
9.4 Uitzettingsgeluiden
Staal zet uit door de warmte en krimpt wanneer het kouder
wordt. Uw kachel maakt deze bewegingen wanneer hij op-
warmt en afkoelt, en zelfs wanneer u hout bijvult. Door deze
bewegingen kunnen bij uw kachel hoorbare uitzettingsgelui-
den optreden. Bij het ontwerp van uw kachel hebben wij met
deze fysische eigenschappen rekening gehouden. Uw kachel
lijdt er dan ook geen schade onder.
10. Hout vanuit chemisch oogpunt
Hout bestaat voor het grootste deel uit de chemische ele-
menten koolstof, waterstof en zuurstof. Milieukritische stoffen
zoals zwavel, chloor en zware metalen zijn praktisch niet aan-
wezig. Bij de volledige verbranding van hout ontstaan daarom
hoofdzakelijk koolstofdioxide en waterdamp als gasvormige
stoffen, en in beperkte mate ook houtas als vaste verbrandings-
rest. Bij de onvolledige verbranding daarentegen kunnen een
hele reeks milieubelastende stoffen ontstaan, zoals koolstofmo-
noxide, azijnzuren, fenolen, methanol, formaldehyde, roet en
teer.
Ontgassing
11. Bijdrage tot een schoner milieu
Of uw de kachel milieubelastend brandt of het milieu integen-
deel ontziet, hangt in sterke mate af van de wijze waarop u
hem bedient en van de brandstof die u gebruikt (zie punt 9.
De juiste brandstof).
Droging
Gebruik uitsluitend droog hout. Het best geschikt is loofhout
zoals beuk en berk.
Gebruik voor het aansteken alleen maar kleine stukken hout.
Deze ontbranden sneller dan grotere stukken, zodat de tem-
peratuur die noodzakelijk is voor een volledige verbranding
sneller bereikt wordt.