a
fig. 2
TIP!
U moet de rookgasklep (fig. 2) eerst openzetten
alvorens u de deur van de werkende verbran-
dingsruimte opent.
7.
De juiste brandstof
Stook in kachels enkel met rookarme brandstoffen. Voor uw
kachel zijn dat natuurlijke, gekloofde stukken hout waar de
schors nog aanhangt. Bruinkoolbriketten zijn maar in bepaalde
modellen bruikbaar (zie gebruikhandleiding deel I).
Beukenblokken zorgen in een kachel voor het mooiste vuur.
Wanneer u eik, spar, berk of lork gebruikt, verdient het aanbe-
veling om beukenhout bij te voegen. Sprokkelhout en kleine
houtblokjes zijn een goede aanmaakhulp.
Harsrijk naaldhout (bv. spar, pijn, den) geeft vonken af. Er
ontstaat een vliegas dat bij het openen van de deur van de
verbrandingsruimte kan opwaaien.
Opdat uw brandhout een restvochtigheid van max. 20% bere-
ikt, moet dit ca. twee jaar worden bewaard.
OPGELET!
Wanneer u te vochtig hout verbrandt, gaat de
waterdamp condenseren. Dit zou de kachel
kunnen beschadigen. Bovendien verliest u zo
aan vermogen.
OPGELET!
Niet toegelaten is bijvoorbeeld de verbranding
van:
-
vochtig hout (restvocht van meer dan 20%)
-
gelakt, gelamineerd, geïmpregneerd of
met kunststof bekleed hout
-
met houtbeschermingsmiddelen
behandeld hout
-
huisafval
-
papierbriketten (bevatten schadelijke
stoffen, zoals bv. cadmium, lood, zink)
-
alle brandbare vloeistoffen (ook methanol,
ethanol) en alle brandpasta's en gels
MILIEU!
Bij de verbranding van deze verboden stoffen
ontstaat een onaangename geur en treden ge-
zondheids- en milieubelastende emissies op.
Door zulke stoffen in brand te steken overtreedt
u de emissiewetgeving in uw land.
Uw kachel en schoorsteen kunnen door het
gebruik van verkeerde brandstoffen en hun
verbrandingsresidu's
beschadigd
waardoor ze minder goed werken en niet zo
lang meegaan.
8.
Regeling van de verbrandingslucht
Wij hebben speciaal voor uw Hase kachel een ventilatie-
systeem ontwikkeld dat de gevraagde hoeveelheid lucht ook
op de juiste plaats krijgt.
Bij het aanwakkeren en aanvullen wordt de verbrandingslucht
geregeld met de primaire- en secundaire-luchtafsluiter.
8.1 Primaire lucht
De primaire lucht wordt langs onderen doorheen het rooster in
de verbrandingsruimte geleid. Bij het aansteken wordt de ver-
eiste temperatuur in de verbrandingsruimte zo sneller bereikt.
8.2 Secundaire lucht
De secundaire lucht wordt via luchtkanalen in de kachel van
boven uit in de stookruimte gebracht. Zij leidt de voorverwarm-
de zuurstof, die nodig is om de houtgassen volledig te verbran-
den, in de stookruimte binnen en vermindert de roetvorming
op het glas.
Voor het regelen van de secundaire lucht kan de volgende
vuistregel gelden: een klein vuur heeft weinig secundaire lucht
nodig, een groot vuur heeft veel secundaire lucht nodig.
WAARSCHUWING!
Wanneer de secundaire luchtafsluiter te ver
gesloten is, bestaat het gevaar dat de verbran-
dingsgassen onvolledig verbranden (smeulend
vuur), dat roet afgezet wordt op de vensters, of
geraken,
nog dat de opgestapelde houtgassen explosief
verbranden (met een zachte knal ontploffen).
Bij een houtvuur met te ver geopende primaire
luchtafsluiter bestaat het risico dat de kachel
oververhit wordt (smidsvuur).
39