5.8 Werken met aftekening
De grondplaat heeft twee vaste aftekenings-
indicatoren 17 en 25 (afb. 1). De aftekenings-indicator
25 is het midden van de gipskarton- en aluminium
composiet frees. De aftekenings-indicator 17 is de
binnenkant van het zaagblad, verstelgroef en van de
groefeenheid.
Gebruik altijd een geleidingsvoorziening.
Beveilig het werkstuk tegen verschuiven en
rangschik de werkstuksteunen zodanig dat het
gereedschap onder het werkstuk vrij beweegt
(bij scheidende snede).
Houd de machine aan het handvat vast en
plaats haar met het voorste gedeelte van de
grondplaat op het werkstuk.
Schakel de groeffrees in (zie 5.2). Duik op de
ingestelde snijdiepte en schuif de machine
gelijkmatig in snijrichting vooruit.
Na het einde van de snede schakelt u de
groeffrees uit door de schakelhendel 8 (afb. 5)
los te laten.
Trek de machine in de opgelegde toestand naar
de uitgangspositie terug en neem ze in die
positie van het werkstuk.Zo garandeert u dat de
beweeglijke beschermkap volledig gesloten is.
Het zaagaggregaat zwenkt terug naar de
bovenste vergrendelde stand.
5.9 Werken met de parallelaanslag
De parallelaanslag 18 (afb. 2) dient voor het werken
evenwijdig aan een reeds aanwezige rand. Daarbij
kan de aanslag zowel rechts als ook links aan de
machine worden aangebracht. Daarbij bedraagt het
snijbereik aan de rechterkant ca. 170 mm en aan de
linkerkant ca. 345 mm.
Bij werkzaamheden met de parallelaanslag stelt
u de snijdiepte-indicator 10 (afb. 8) door draaien
in de onderste stand (zonder rail).
De stangen van de parallelaanslag hebben
geen schaalindeling die gerelateerd is aan de
linkerkant van het zaagblad.
U kunt de snijbreedte na het losdraaien van de
vleugelschroeven 19 (afb. 2) verstellen door de
aanslag navenant te verschuiven en de
vleugelschroeven vervolgens weer aan te
draaien.
Aanvullend kan de parallelaanslag door eenvoudig
omdraaien (geleidingsvlak voor de werkstukkant wijst
naar boven) ook als dubbel steunpunt voor een
betere geleiding van de groeffrees worden gebruikt.
Nu kan de machine aan een op het werkstuk
bevestigde lat langs worden gevoerd.
5.10 Werken met de ondergrijpaanslag
De ondergrijpaanslag 20 (afb. 3) dient voor het
werken evenwijdig aan een reeds aanwezige rand.
Daarbij kan de aanslag zowel rechts als links op de
machine worden aangebracht. Daarbij bedraagt het
snijbereik aan de rechterkant ca. 0 -100 mm en aan
de linkerkant ca. 23 - 230 mm.
Bij werkzaamheden met de ondergrijpaanslag
stelt u de snijdiepte-indicator 10 (afb. 8) door
draaien in de onderste stand (zonder rail).
De stangen van de parallelaanslag hebben
geen schaalindeling die gerelateerd is aan de
linkerkant van het zaagblad.
U kunt de snijbreedte na het losdraaien van de
vleugelschroeven 19 (afb. 2) verstellen door de
aanslag navenant te verschuiven en de
vleugelschroeven vervolgens weer aan te
draaien.
Nu kan de machine langs een smal onder de
grondplaat aanwezig werkstuk geleid worden.
5.11 Instelling voor versteksneden (alleen voor
KSS-uitvoering)
Zet de aanslag 40 (afb. 7) los en stel de hoek
volgens de schaal aan de geleidingsrail in.
Draai de aanslag weer aan.
Met de twee aanslagbouten aan de onderkant
van de geleidingsrail plaatst u de machine aan
het werkstuk dat bewerkt moet worden. Voer
vervolgens de snede uit door de machine naar
voren te schuiven.
Na het snijden wordt de zaag door terugrijden
weer in de uitgangspositie gebracht.
Snelinstelling van de herhalingsaanslagen 43
(afb. 7)
Open met de zeskant- schroevendraaier 4 (afb.
2) de 6-kant in de herhalingsaanslag met ca. ½
slag tegen de wijzers van de klok.
-75-