9.1 Veiligheidsvoorzieningen
De verticuteermachine is met
veiligheidsvoorzieningen uitgerust om een
onopzettelijk contact met de
messen/veertanden en het uitgeworpen
geverticuteerde materiaal te voorkomen.
Hiertoe behoren de behuizing, de
opvangbox, de uitwerpklep en de correct
gemonteerde duwstang.
9.2 Bediening met twee handen
De elektromotor kan alleen worden
ingeschakeld door de startknop met de
rechterhand in te drukken en vast te
houden en daarna de motorstopbeugel
met de linkerhand naar de duwstang te
trekken.
10. Apparaat in gebruik
nemen
10.1 Apparaat aansluiten
Gevaar voor stroomstoten!
Neem de
veiligheidswaarschuwingen in het
hoofdstuk "Voor uw veiligheid" in
acht. (
4.).
Bij gebruik van een kabelhaspel
moet de aansluitkabel volledig
afgewikkeld zijn, anders kan er
door elektrische weerstanden
verlies van het vermogen en
oververhitting ontstaan.
Als aansluitkabels mogen alleen kabels
worden gebruikt die niet lichter zijn dan de
volgende rubberen slangen:
H07 RN-F DIN/VDE 0282
0478 670 9905 A - NL
Minimale diameter:
tot 25 m lengte: 1,5 mm²
tot 50 m lengte: 2,5 mm²
De koppelingen van de aansluitkabel
moeten van rubber zijn of met rubber
bekleed zijn en moeten voldoen aan de
volgende norm:
DIN/VDE 0620
Voedingsspanning en netfrequentie
moeten overeenstemmen met de
specificaties op het typeplaatje of de
specificaties in het hoofdstuk "Technische
gegevens" (
17.).
De voedingskabel moet goed
afgeschermd zijn (
17.).
Dit apparaat is geschikt om aan een
distributienet met een systeemimpedantie
Z
bij het overgangspunt
max
(huisaansluiting) van maximaal 0,49 ohm
(bij 50 Hz) te worden aangesloten.
De gebruiker moet er zich van
vergewissen dat het apparaat slechts op
een distributienet wordt aangesloten dat
aan deze eisen voldoet. Indien nodig kan
de systeemimpedantie bij het lokale
energiebedrijf worden nagevraagd.
10.2 Trekontlasting
Tijdens het werken voorkomt de
trekontlasting het onbedoeld
lostrekken van de aansluitkabel en
daardoor mogelijke schade aan de
voedingsaansluiting op het apparaat.
Hiertoe moet de aansluitkabel door de
trekontlasting worden geleid.
● Met de aansluitkabel (1) een lus
vormen en door de opening (2)
geleiden.
● Leg de lus over de haak (3) heen en
trek deze aan.
10.3 Verticuteermachine
inschakelen
Kans op letsel!
Zet de verticuteermachine nooit
omhoog om de elektromotor in te
schakelen.
● 1 Druk de startknop (1) in en houd
deze ingedrukt.
● 2 Trek de motorstopbeugel (2) naar
de duwstang en houd deze vast.
● De startknop (1) kan na het bedienen
van de motorstopbeugel (2) worden
losgelaten.
● Bewerk het gazon.
Bij een lage afstelling van de
verticuteereenheid/ventilatorwals
kan de verticuteermachine zich bij
het starten achteruit in beweging
zetten.
10.4 Verticuteermachine
uitschakelen
10
● Laat de motorstopbeugel (1) los.
De elektromotor en de
verticuteereenheid/ventilatorwals
komen na een korte uitlooptijd tot
stilstand.
10.5 Werkdiepte instellen
De werkdiepte kan traploos worden
ingesteld.
Verstelbereik: 15 mm.
11
12
13
77