NEDERLANDS
1. ALGEMENE VEILIGHEID VOOR HET
BOOGLASSEN ..............................................................................................
2. INLEIDING EN ALGEMENE BESCHRIJVING ...............................................
2.1 COMPACTE LASMACHINE ......................................................................
2.2 LASMACHINE MET WEGNEEMBARE OF GESCHEIDEN
DRAADTREKKER ....................................................................................
2.3 SERIE-ACCESSOIRES............................................................................
2.4 ACCESSOIRES OP AANVRAAG .............................................................
3. TECHNISCHE GEGEVENS ...........................................................................
3.1 KENTEKENPLAAT ...................................................................................
3.2 ANDERE TECHNISCHE GEGEVENS .....................................................
4. BESCHRIJVING VAN DE LASMACHINE......................................................
4.1 INRICHTINGEN VAN CONTROLE, REGELING EN VERBINDING ........
5. INSTALLATIE.................................................................................................
5.1 INRICHTING.............................................................................................
5.1.1 Assemblage retourkabel- tang ........................................................
5.2 WIJZEN VAN OPHIJSEN VAN DE LASMACHINE ..................................
5.2.1 AANSLUITING OP HET NET .........................................................
5.2.2 STEKKER EN CONTACT ................................................................
LASMACHINE MET CONTINUE DRAADVOEDING MET BOOG MIG/MAG EN
VOORZIENE
FLUX VOOR INDUSTRIEEL EN PROFESSIONEEL GEBRUIK.
Opmerking: In de volgende tekst zal de term "lasmachine" gebruikt worden .
1.ALGEMENE VEILIGHEID VOOR HET BOOGLASSEN
De operator moet voldoende ingelicht zijn voor wat betreft een veilig gebruik van
de lasmachine en over de risico's in verband met de procedures van het
booglassen, de desbetreffende beschermingsmaatregelen en procedures bij
noodgevallen.
(Ook de norm "EN 60974-9 raadplegen: Apparatuur voor booglassen. Deel 9:
Installatie en gebruik").
-
Rechtstreeks contact met de lascircuits vermijden; de nullastspanning
geleverd door de lasmachine kan in bepaalde gevallen gevaarlijk zijn.
- De verbinding van de laskabels, de operaties van nazicht en reparatie moeten
uitgevoerd worden met een uitgeschakelde lasmachine die losgekoppeld is
van het voedingsnet.
- De lasmachine uitschakelen en loskoppelen van het voedingsnet voordat men
de versleten elementen van de toorts vervangt.
- D e e l e k t r i s c h e i n s t a l l a t i e u i t vo e r e n vo l g e n s d e vo o r z i e n e
ongevallenpreventienormen en -wetten.
- De lasmachine mag uitsluitend verbonden worden met een voedingsnet met
een neutraalgeleider verbonden met de aarde.
- Verifiëren of het voedingscontact correct verbonden is met de beschermende
aarde.
- De lasmachine niet gebruiken in vochtige of natte ruimten of in de regen.
- Geen kabels met een versleten isolering of met loszittende verbindingen
gebruiken.
- In aanwezigheid van een koelunit met vloeistof moeten de operaties van het
vullen uitgevoerd worden met een uitgeschakelde lasmachine die
losgekoppeld is van het voedingsnet.
- Niet lassen op containers, bakken of leidingen die vloeibare of gasachtige
ontvlambare producten bevatten of bevat hebben.
- Vermijden te werken op materialen die schoongemaakt zijn met
chloorhoudende oplosmiddelen of in de nabijheid van dergelijke producten.
- Niet lassen op bakken onder druk.
- Alle ontvlambare producten uit de werkzone verwijderen (vb. hout, papier,
vodden, enz.).
- Zorgen voor een adequate ventilatie of voor geschikte middelen voor de afvoer
van de lasrook in de nabijheid van de boog; er is een systematische
benadering nodig voor de evaluatie van de limieten van blootstelling aan de
lasrook in functie van hun samenstelling, concentratie en tijdsduur van de
blootstelling zelf.
- De gasfles (indien gebruikt) beschermen tegen warmtebronnen, inbegrepen
zonnestralen).
,
)
*
-
Een adequate elektrische isolering gebruiken tegen de elektrode, het stuk in
bewerking en eventuele op de grond geplaatste metalen elementen die in de
nabijheid staan (die toegankelijk zijn).
Dit kan normaal bekomen worden door het dragen van handschoenen,
veiligheidsschoeisel,
hoofddeksels en voor dit doel voorziene kledij en
middels het gebruik van voetplanken of isolerende tapijten.
-
De ogen altijd beschermen met de speciaal daartoe bestemde niet-
actinistiche glazen gemonteerd op maskers of helmen.
De speciale beschermende vuurwerende kledingstukken dragen en hierbij
vermijden de huid bloot te stellen aan de ultraviolet en infrarood stralen
geproduceerd door de boog; de bescherming moet ook uitgebreid worden
naar de andere personen in de nabijheid van de boog middels niet
reflecterende schermen of gordijnen.
-
Lawaai: Indien omwille van bijzonder intensieve lasoperaties een persoonlijk
dagelijks niveau van blootstelling (LEPd) wordt vastgesteld dat gelijk is aan of
groter is dan 85db (A), is het gebruik verplicht van adequate individuele
beschermingsmiddelen.
-
De doorgang van de lasstroom veroorzaakt het ontstaan van
elektromagnetische velden (EMF) geplaatst in de omgeving van het
lascircuit.
De elektromagnetische velden kunnen interfereren met sommige medische
toestellen (vb. Pace-maker, beademingstoestellen, metalen prothesen enz.).
INHOUD
pag.
5.3 VERBINDINGEN VAN HET LASCIRCUIT ...............................................
23
5.3.1 Verbinding met de gasfles................................................................
5.3.2 Verbinding retourkabel van de lasstroom ........................................
24
5.3.3 Verbinding toorts..............................................................................
5.3.4 Verbinding met de draadvoeder (in het model
24
met externe draadvoeder) ...............................................................
5.3.5 Aanbevelingen .................................................................................
24
5.3.6 Verbinding groep koeling water G.R.A. (alleen voor versie R.A.).....
24
5.4 LADING DRAADSPOEL...........................................................................
24
24
6. LASSEN: BESCHRIJVING VAN DE PROCEDURE ......................................
6.1 PRELIMINAIRE OPERATIES ...................................................................
24
6.2 LASSEN ..................................................................................................
24
6.3 LASSEN IN ALUMINIUM..........................................................................
6.4 PUNTLASSEN .........................................................................................
24
6.5 AANBRENGEN VAN SPIJKERS .............................................................
24
6.6 PROCEDURE VAN ONTLATEN VAN DE METALEN PLAAT....................
24
7. ONDERHOUD ..................................................................................................
24
7.1 BUITENGEWOON ONDERHOUD ............................................................
24
7.1.1 Toorts ................................................................................................
24
7.1.2 Draadvoeder .....................................................................................
24
7.2 TOORTS ...................................................................................................
24
Er moeten adequate beschermende maatregelen getroffen worden voor de
dragers van deze toestellen. Zo moet bijvoorbeeld de toegang naar de
gebruikszone van de lasmachine verboden worden.
Deze lasmachine beantwoordt aan de technische standaards van het product
voor het uitsluitend gebruik op industriële plaatsen voor professionele
doeleinden. De overeenstemming met de basislimieten m.b.t. de menselijke
blootstelling aan elektromagnetische velden in huiselijk milieu is niet
gegarandeerd.
De operator moet de volgende procedures gebruiken teneinde de blootstelling
aan de elektromagnetische velden te verminderen:
-
De twee laskabels zo dicht mogelijk samen bevestigen.
-
Het hoofd en de romp van het lichaam zo ver mogelijk van het lascircuit
houden.
-
De laskabels nooit rond het lichaam draaien.
-
Niet lassen met het lichaam midden in het lascircuit. Beide kabels langs
hetzelfde gedeelte van het lichaam houden.
-
De retourkabel van de lasstroom verbinden met het te lassen stuk zo dicht
mogelijk bij het lassen in uitvoering.
-
Niet lassen in de nabijheid van, zittend of steunend op de lasmachine
(minimum afstand: 50cm).
-
Geen ferromagnetische voorwerpen in de nabijheid van het lascircuit laten.
-
Minimum afstand d=20cm (Afb. N).
-
Apparatuur van klasse A:
Deze lasmachine beantwoordt aan de vereisten van de technische standaard van
het product voor het uitsluitend gebruik op industriële plaatsen en voor
professionele doeleinden. De overeenstemming met de elektromagnetische
compatibiliteit is niet gegarandeerd in de gebouwen voor huiselijk gebruik en in
gebouwen die rechtstreeks verbonden zijn met een voedingsnet aan lage
spanning dat de gebouwen voor huiselijk gebruik voedt.
SUPPLEMENTAIRE VOORZORGSMAATREGELEN
DE OPERATIES VAN HET LASSEN:
- In een ruimte met een verhoogd risico van elektroshock;
-
In aangrenzende ruimten;
- In aanwezigheid van ontvlambare of ontploffende materialen;
MOETEN vooraf geëvalueerd worden door een "Verantwoordelijke expert"
en altijd uitgevoerd worden in aanwezigheid van andere personen die
opgeleid zijn voor ingrepen in noodgeval.
De technische beschermingsmiddelen beschreven in 7.10; A.8; A.10 van de
norm "EN 60974-9: Apparatuur voor booglassen. Deel 9: Installatie en
gebruik" MOETEN gebruikt worden.
- Het lassen MOET verboden zijn terwijl de lasmachine of de draadvoeder
ondersteund wordt door de operator (vb. middels riemen).
- Het lassen MOET verboden zijn met een operator die van de grond opgeheven
staat, behoudens het eventueel gebruik van een veiligheidsplatform.
- SPANNING TUSSEN ELEKTRODENHOUDER OF TOORTSEN: wanneer men
werkt met meerdere lasmachines op een enkel stuk of op meerdere elektrisch
verbonden stukken, kan er een gevaarlijke som van nullastspanningen tussen
twee verschillende elektrodenhouders of toortsen gegenereerd worden, aan
een waarde die het dubbel van de toegelaten limiet kan bereiken.
Het is noodzakelijk dat een ervaren coördinator de instrumentmeting uitvoert
om te bepalen of er een risico bestaat, zodanig dat hij de geschikte
beschermingsmaatregelen kan treffen zoals wordt aangeduid in 7.9 van de
norm "EN 60974-9: Apparatuur voor booglassen. Deel 9: Installatie en
gebruik".
RESIDU RISICO'S
-
OMKANTELING: de lasmachine op een horizontaal oppervlak plaatsen met
een adequaat draagvermogen voor de massa; zoniet (vb. hellende, oneffen
bevloeringen enz...) bestaat het gevaar van omkanteling.
-
ONJUIST GEBRUIK: het gebruik van de lasmachine is gevaarlijk voor gelijk
welke bewerking die verschilt van diegene die voorzien zijn (vb. ontvriezen
van buizen van de waterleiding).
-
VERPLAATSING VAN DE LASMACHINE: de gasfles altijd vasthechten met
adequate middelen die geschikt zijn om een toevallige val te voorkomen.
De beschermingen en de mobiele gedeelten van het omhulsel van de lasmachine
en van de draadvoeder moeten in hun stand staan voordat de lasmachine wordt
verbonden met het voedingsnet.
- 23 -
pag.
24
24
24
24
24
24
24
24
25
25
25
25
25
25
25
25
25
25
25
25