op de maximaal toegestane hoogte te maaien en ver-
volgens een tweede maaibeurt te doen na twee of drie
dagen.
3.4 Na het werken
Na het werk, laat men beide hendels (1) los.
WACHTEN TOT DE SNIJ-INRICHTING STIL STAAT , voor-
aleer eender welke ingreep uit te voeren op de grasmaaier.
Open het luikje (2) en verwijder de veiligheidssleutel (3),
door op het blokkeerlipje te duwen.
BELANGRIJK Indien de motor tijdens het werk stopt we-
gens oververhitting, moet men 5 minuten wachten vooraleer
deze weer op te starten.
4. GEWOON ONDERHOUD
Bewaar de grasmaaier op een droge plaats.
BELANGRIJK Een regelmatig en zorgzaam onderhoud is
onontbeerlijk om de veiligheid en originele performances van
de machine mettertijd te behouden.
Iedere ingreep voor afstelling of onderhoud moet uitge-
voerd worden bij stilstaande motor, terwijl de machine los-
gekoppeld is van het elektrisch net.
1) Draag robuuste werkhandschoenen bij alle ingrepen
voor reiniging, onderhoud of afstelling van de machine.
2) Verwijder, na iedere maaibeurt, de resten van gras en
modder die binnen het chassis opgestapeld worden om
te vermijden dat deze resten, wanneer ze opdrogen, een
volgend opstarten moeilijk maken.
3) Verzeker u er steeds van dat de luchtgaten vrij zijn van
afval.
LET OP!
Verwijder de veiligheidssleutel vooraleer
de machine weg te zetten en vooraleer eender welke in-
greep voor reiniging of onderhoud aan te vangen.
4.1 Verticale opslag (Model 380)
Indien nodig, kan de machine verticaal opgeborgen wor-
den, door ze aan een haak te hangen.
LET OP!
Verzeker u ervan dat de haak en zijn be-
vestigingssysteem geschikt zijn en in staat zijn het ge-
wicht van de machine te dragen; wees voorzichtig en let
goed op dat er geen kinderen of dieren op de machine
kruipen, die de belasting van de haak zouden verhogen.
Haak de machine zo vast dat de snij-inrichting naar een
wand gericht is of degelijk bedekt is, zodat dit geen ge-
vaar kan vormen in geval van, ook onvoorziene of on-
gewilde, aanraking door personen, kinderen of dieren.
Om de machine verticaal te plaatsen, zet men de handva-
ten (1 - Type "III") los of draait men de knopjes los (2 – Type
"IV") en draait men de steel vooruit zodat de tand die ge-
kenmerkt is met «>» UITSLUITEND overeenstemt met de
holte van de vertanding die aangegeven is met «S», blok-
keer dan de handvaten (1 - Type "III") of de knopjes (2 –
Type "IV").
De positie moet voor beide zijden gelijk zijn.
4.2 Onderhoud van de snij-inrichting
Iedere ingreep aan de snij-inrichting kan het best steeds
door een gespecialiseerd centrum uitgevoerd worden, dat
over het meest geschikte gereedschap beschikt.
Voor deze machine is het gebruik van een snij-inrichting
voorzien met de code die aangegeven is in de tabel op
pagina ix.
Gezien de ontwikkeling van het product, kan de boven ver-
melde snij-inrichtingen in de loop van de tijd vervangen
worden door een andere, met soortgelijke eigenschap-
pen voor wat betreft verwisselbaarheid en functionele vei-
ligheid.
Monteer de snij-inrichting (2) weer met de code naar de
grond gericht, in de volgorde die aangegeven is op de af-
beelding.
Klem de centrale schroef (1) met een dynamometersleu-
tel, afgesteld op 30 Nm( voor model 340) of op 16-20 Nm
(voor model 380).
4.3 Reiniging van de machine
Gebruik geen waterstralen en vermijd de motor en de elek-
trische onderdelen nat te maken.
Gebruik geen agressieve vloeistoffen voor de reiniging van
het chassis.
4.4 OPLADEN EN BEHEER VAN DE BATTERIJ
OPMERKINGEN
1. De batterij moet bewaard worden in een omgeving met
temperatuur tussen +7°C en +40°C. Bij opslag van de
machine in omgevingen waar deze limieten mogelijk
kunnen overschreden worden, raadt men aan de batterij
te verwijderen en op een geschikte plaats op te bergen.
2. Tijdens het gebruik, is de batterij tegen volledige ont-
lading beschermd door een beschermingssysteem dat
de machine uitschakelt en de werking ervan blokkeert.
3. De batterij is voorzien van een bescherming die de her-
lading ervan verhindert indien de omgevingstempera-
tuur niet tussen 0 en +45°C is.
4. De batterij kan op eender welk moment, ook gedeelte-
lijk, opgeladen worden, zonder risico op beschadiging.
4.4a Controle van de staat van de lading van de
batterij
Om de staat van de lading van de batterij (4) te controleren,
drukt men op de toets (4a) die vier LEDs (4b) aanschakelt,
met de volgende betekenissen:
LED
Lading van de batterij
4 GROEN
100%
3 GROEN
70%
2 GROEN
45%
1 GROEN
10% - Opladen
Geen
De batterij heeft een lading van minder
dan 10% en moet onmiddellijk opgela-
den worden.
Indien er na 30 minuten opladen niet
minstens een LED aangaat, betekent
dit dat de batterij defect is en vervangen
moet worden.
4.4b Verwijdering en opladen van de batterij
Na iedere werksessie, is het raadzaam de batterij te ver-
wijderen.
Om de batterij op te laden:
7