6.3
STARTEN
OPMERKING Start de machine op een vlakke ondergrond
zonder hindernissen of hoog gras.
OPMERKING Controleer de correcte
combinatie van de accu's volgens de instructies
in de tabel "Technische Gegevens".
Open het luikje voor toegang tot de accuholte (afb. 12.A).
1.
2.
Plaats de accu's correct in hun zitting (par. 7.2.3) en duw
ze aan tot u een "klik" hoort die aangeeft dat ze op hun
positie vast zitten en het elektrisch contact verzekerd is.
3.
Plaats de contactsleutel (afb. 13.A) helemaal en draai
hem op "ON".
4.
Hersluit het luikje volledig.
5.
Druk op de inschakeltoets (afb. 14.A).
De display blijft 15 sec ingeschakeld.
6.
Schakel de maai-inrichting in door eerst op de veilig-
heidsknop aan de rechterkant (afb.15.A) te drukken
en vervolgens op de aanwezigheidscontrolehendel
(afb.15.B).
7.
Om de aandrijving in te schakelen, moet de hendel ach-
teraan de steel (afb. 15.C) ingedrukt worden.
6.4
HET WERKEN
BELANGRIJK
Behoud tijdens het werk steeds de
veiligheidsafstand ten opzichte van het maaimechanisme,
die overeenstemt met de lengte van de steel.
De autonomie van de accu's (en dus de oppervlakte van
de gazon die bewerkt kan worden alvorens de accu weer
op te laden) wordt beïnvloed door verschillende factoren,
beschreven in (par. 7.2.1).
Tijdens het gebruik wordt de lading van de accu's
weergegeven op de display (percentage van de overgebleven
lading) (afb. 7.E).
BELANGRIJK
Indien de motor tijdens het werk stopt
wegens oververhitting, moet men 5 minuten wachten
vooraleer deze weer op te starten.
6.4.1
Het gras maaien
1.
Start de voortbeweging en het maaien van de met gras
bedekte zone .
2.
Pas de snelheid en de maaihoogte aan (par. 5.6)
aan de condities van het gazon (hoogte, dichtheid
en vochtigheid van het gras) en aan de hoeveelheid
gemaaid gras;
3.
Het gazon zal er beter uitzien als het steeds op dezelfde
hoogte en afwisselend in de twee richtingen gemaaid
wordt (afb.16.A).
4.
Maai nooit meer dan een derde van de totale hoogte van
het gras in een enkele beurt (afb. 16.B).
5.
Men raadt aan niet op terreinen met een helling van meer
dan 15° te werken.
6.4.2
Lediging van de opvangzak
Wanneer de opvangzak (afb. 1.E) te vol wordt, is de opvang
van het gras niet meer doeltreffend en zal het lawaai van de
grasmaaier wijzigen.
Om de opvangzak te verwijderen en te ledigen:
1.
Laat beide hendels (afb.17.A) en (afb.17.B) los
2.
Wachten tot de snij-inrichting stilvalt.
3.
De handgreep vastnemen en de opvangzak verwijderen;
de opvangzak rechtop .
6.5
STOPPEN
Om de machine te stoppen:
1.
Laat beide hendels (afb.17.A) en (afb.17.B) los
2.
Druk op de inschakelknop (afb. 14.A).
3.
Wachten tot de snij-inrichting stilvalt.
Na de machine stopgezet te hebben, moet men
enkele seconden wachten vooraleer de snij-inrichting
tot stilstand komt.
BELANGRIJK Schakel de machine altijd uit.
• Tijdens verplaatsingen tussen werkzones.
• Bij het oversteken van oppervlaktes zonder gras.
• Elke keer wanneer men een hindernis moet overkomen.
• Vooraleer de snijhoogte af te stellen.
• Elke keer wanneer u de opvangzak
verwijdert of opnieuw monteert.
• Elke keer wanneer men de zijdelingse aflaatdeflector
verwijdert of opnieuw monteert (indien voorzien).
6.6
NA HET GEBRUIK
1.
Stop de machine (par. 6.5).
2.
Open het luikje en verwijder de contactsleutel.
3.
Verwijder de accu's uit hun zitting en laad ze op (par
7.2.2).
4.
Laat de motor eerst afkoelen vóór de machine in elke wil-
lekeurige ruimte op te bergen.
5.
Reinig de machine (par. 7.3).
6.
Controleer of er geen onderdelen los of beschadigd zijn.
Vervang, indien nodig, de beschadigde onderdelen en
klem eventueel schroeven en moeren die losgekomen
zijn weer vast of neem contact op met het geautoriseer-
de dienstencentrum.
BELANGRIJK Verwijder de contactsleutel elke keer
wanneer u de machine ongebruikt of onbewaakt achterlaat.
7.
GEWOON ONDERHOUD
7.1
ALGEMEEN
De veiligheidsnormen die in acht genomen moe-
ten worden, zijn beschreven in hfdst. 2. Neem deze
aanwijzingen strikt in acht om geen ernstige risico's of
gevaren te lopen.
NL - 8