Verwijder daarna de opvangzak, ledig en spoel
deze uit en leg hem op een plaats waar hij snel
op kan drogen.
b) Voor de reiniging van de bovenkant van
de snijgroep:
– d e snijgroep helemaal omlaag zetten (stand
«1»);
– m et een straal perslucht door de openingen
van de beschermingen rechts en links blazen
(Afb. 5.12)
5.4.11 De machine opbergen en geruime
tijd niet gebruiken
Als er verwacht wordt de machine voor geruime
tijd niet te gebruiken (meer dan 1 maand), moe-
ten de kabels van de accu losgekoppeld wor-
den, waarbij de aanwijzingen in de handleiding
van de motor in acht genomen moeten worden.
(Afb. 5.13) Leeg de brandstoftank door de slang
(1) op de toevoer van het benzinefilter (2) los te
maken en vang de brandstof op in een geschikt
reservoir.
Verbind de slang (1) weer en let er hierbij op de
slangklem (3) goed aan te brengen.
Berg de machine op in een droge ruimte, be-
schut tegen alle weersomstandigheden en dek
ze, indien mogelijk, toe met een zeil (zie 8.3).
BELANGRIJK De accu dient opgeborgen te
worden op een koele, droge plaats. De accu altijd
terug opladen vóór iedere lange periode van in-
activiteit (langer dan 1 maand) en terug opladen
vooraleer de activiteit te hervatten (zie 6.2.3).
Controleer, voordat er opnieuw met de machine
gewerkt wordt, of er uit de slang, de benzinek-
raan en de carburateur geen benzine lekt.
5.4.12 Beveiligingssysteem van de kaart
De elektronische kaart is voorzien van een zelf-
herstellend beveiligingssysteem dat het circuit
onderbreekt indien er zich een storing in de
elektrische installatie voordoet; het in werking
treden van de beveiliging veroorzaakt het af-
slaan van de motor en wordt weergegeven door
een geluidssignaal dat alléén ophoudt als de
sleutel uit het contact gehaald wordt.
Het circuit herstelt zichzelf automatisch binnen
enkele seconden; de oorzaak dient gevonden
en verholpen te worden om herhaling van het
voorval te voorkomen.
BELANGRIJK Om te voorkomen dat het sys-
teem in werking treedt
– mogen de polen van de accu niet onderling
verwisseld worden;
– mag de machine niet gebruikt worden zon-
der accu om geen afwijkingen aan de laad-
regelaar te veroorzaken;
– moet erop gelet worden dat er geen kortslui-
ting veroorzaakt wordt.
5.5 GEBRUIK OP HELLINGEN (Afb. 5.14)
De aangegeven limieten in acht nemen
(max 10° – 17).
LET OP!
Op hellingen dient het rijden
zeer zorgvuldig te gebeuren om het steige-
ren van de machine te voorkomen. Vertraag
de snelheid bij het beginnen van een helling,
vooral bij het afdalen.
GEVAAR!
Gebruik de achteruitversnel-
ling nooit om snelheid te minderen; dit kan
de macht over het stuur doen verliezen,
vooral op gladde terreinen.
Het afdalen van een helling kan uitgevoerd wor-
den zonder het koppelingspedaal te bedienen
(zie 4.32) om zoveel mogelijk gebruik te maken
van het remeffect van de hydrostatische aandrij-
ving als de koppeling niet is ingeschakeld.
5.6 TIPS OM ALTIJD EEN MOOI GAZON
TE HEBBEN
1. V oor een mooi, groen en zacht gazon is het
nodig dat het gras regelmatig en op de juiste
manier gemaaid wordt. Het gazon kan van
verschillende soorten gras zijn. Bij regel-
matige maaibeurten, groeit het gras sneller,
waardoor meer wortelgroei ontstaat en een
mooi dicht gazon bekomen wordt; indien min-
der vaak gemaaid wordt, wordt ook de groei
van hoog en wild gras bevorderd (klaver,
margrieten, enz.)
2. H et is beter het gras te maaien als het gazon
goed droog is.
3. D e snij-inrichtingen dienen geen gebreken
te vertonen en goed scherp te zijn, zodat het
gras op de juiste manier wordt afgesneden
zonder uitgerukt te worden. Dit kan namelijk
tot vergeling van de punten leiden.
4. D e motor dient op volle toeren te draaien om
zowel het gras op de juiste manier af te snij-
den als een goede afvoer van het gras naar
het uitwerpkanaal te verkrijgen.
5. D e maaifrequentie wordt bepaald aan de
hand van de groei van het gras, waarbij
vermeden moet worden dat het gras te hoog
wordt.
6. I n de warmste en droogste tijden van het jaar
is het beter om het gras iets hoger te laten
16