Elementen voor de bediening
en de functies
Functietoetsen
1 Zwaailicht aan/uit
2 Claxon
3 Keuzeschakelaar rijrichting
Multifunctioneel instrument
1 Bedrijfsurenteller
2 Waarschuwingslampje laden
3 Waarschuwingslampje oliedruk
4 Waarschuwingslampje koelwatertem-
peratuur
5 Aangezogen motorlucht
6 Waarschuwingslampje brandstofreser-
ve
7 Controlelampje voorgloeien
8 Controlelampjes (niet aangesloten)
9 Controlelampje parkeerlicht
10 Controlelampje dimlicht
11 Controlelampje knipperlicht
12 Controlelampje rijrichting vooruit
13 Controlelampje rijrichting achteruit
14 Tankweergave
Bedieningselementen
1 Gaspedaal
2 Rempedaal
3 Vuldop van brandstoftank
4 Parkeerrem
5 Hefboom
6 Claxon/verlichting/knipperlicht (optie)
7 Stuurwiel
8 Contactslot
16
Contactslot
1 Noodknipperlichtinstallatie (optie)
2 Contactsleutel
Symbool verwarmingsspiraal: Voor-
–
gloeien
Stand 0: Motor uitschakelen
–
Stand 1: Ontsteking aan
–
Stand 2: Motor starten
–
Inbedrijfstelling
Algemene aanwijzingen
Voor de inbedrijfstelling de gebruiks-
aanwijzingg van de motorfabrikant le-
zen en in het bijzonder de
veiligheidsinstructies in acht nemen.
Tanken
Gevaar
Explosiegevaar!
Uitsluitend de in de gebruiksaanwijzing
–
aangegeven brandstof mag worden ge-
bruikt.
Niet in gesloten ruimtes tanken.
–
Roken en open vuur is verboden.
–
Let erop dat er geen brandstof op hete
–
oppervlakken komt.
Brandstofinhoud aan de tankweergave
controleren.
Motor uitzetten.
Zijdelingse motorbekleding openen.
Tankdop openen.
Diesel tanken.
Overgelopen brandstof wegvegen en
vuldop van brandstoftank sluiten.
Werking
Programma's selecteren
1 Transport
2 Vegen met veegrol
3 Vegen met keerrol en zijbezems
2
-
NL
Parkeerrem vergrendelen/loszetten
Parkeerrem loszetten, daarbij rempe-
daal induwen.
Parkeerrem vergrendelen, daarbij rem-
pedaal induwen.
Chauffeursstoel instellen
Hefboom stoelverstelling naar buiten
trekken.
Stoel verschuiven, hefboom loslaten en
vastzetten.
Door vooruit- en terugbewegen van de
stoel controleren of hij vast zit.
Apparaat starten
Instructie: Het apparaat is uitgerust met
van een zitcontactschakelaar. Bij het verla-
ten van de chauffeursstoel wordt het appa-
raat uitgeschakeld.
1 Keuzeschakelaar rijrichting
2 Parkeerrem
3 Regeling motortoerental
Op de chauffeursstoel plaatsnemen.
Keuzeschakelaar rijrichting in de mid-
denstand brengen.
Parkeerrem vastzetten.
Regeling motortoerental 1/3 naar voren
schuiven.
Voorgloeien
Contactsleutel in het contactslot ste-
ken.
Contactsleutel in positie „Verwarmings-
spiraal" draaien.
Voorgloeilamp licht op.
Motor starten
Wanneer de voorgloeilamp uitgaat, de
contactsleutel op positie „II" draaien.
Is het apparaat gestart, dan contact-
sleutel loslaten.
Instructie: De startmotor nooit langer dan
10 seconden gebruiken. Voor het opnieuw
gebruiken van de startmotor minstens 10
seconden wachten.
Apparaat verrijden
Programmaschakelaar op Transport
zetten.
.
Gashefboom volledig naar voren (hoog
toerental) zetten.
Rempedaal induwen en ingedrukt hou-
den.
Parkeerrem losmaken.
Vooruit rijden
Keuzeschakelaar rijrichting „Vooruit"
stellen.