Pen
Overslagnaad en omboorden
Voor deze beide werkzaamheden gaat u als volgt
te werk:
1. Lees in het hoofdstuk „Naaivoetje anders instellen"
de aanwijzingen over het anders instellen van
het naaivoetje o.
2. Draai het handwiel 6 naar u toe, totdat de
naalden helemaal boven staan.
3. Open de frontklep 8 en verwijder de linker naald
(zie hoofdstuk naalden verwisselen).
4. De steeklengte instellen op 1,0 - 2,0 mm. A.u.b.
erop letten, dat het instelwiel voor differentieel
transport u op "N" is gezet.
5. De snijbreedte instellen, zoals beschreven in het
hoofdstuk „Snijbreedte instellen".
6. Is er geen garen ingeregen, dan rijgt u nu nieuw
garen in.
7. Leg uw stof onder het naaivoetje o en begin
met naaien.
Opmerking:
controleer de instellingen van de steeklengte en de
draadspanning altijd eerst op een testlapje voordat
u begint met naaien van het feitelijke kledingstuk.
Opmerking:
denk er altijd aan om na het naaien van zomen het
speciale naaivoetje o weer terug te zetten op gewoon
naaien (afhecht-modus).
Overslagnaad naaien
Bij het naaien van overslagnaden moeten de lussen
van de bovenste grijperdraad naar de onderkant
van de stof worden getrokken. Dit bereikt men door
instellen van de draadspanning, zoals beschreven
in het hoofdstuk „Draadspanning instellen".
onderste
grijperdraad
grijperdraad
Smalle kanten naaien
Als u heel dunne of lichte stof wilt naaien, kiest u voor
een bijbehorende draadspanning, zoals beschreven
in het hoofdstuk „Draadspanning instellen".
naalddraad
- 39 -
bovenste
bovenste
grijperdraad
onderste
grijperdraad