Hogedrukpomp
Olie vervangen:
Opvangbak voor ongeveer 1 liter olie
klaarstellen.
Olieaflaatschroef uitdraaien.
Olie in opvangbak aflaten.
Oude olie op milieuvriendelijke wijze ver-
wijderen of bij een geautoriseerde instan-
tie indienen.
Olieaflaatschroef indraaien.
Nieuwe olie langzaam tot de „MAX"
markering aan het oliereservoir vullen.
Instructie: Luchtbellen moeten kunnen
ontsnappen.
Oliesoort en vulhoeveelheid zie Techni-
sche gegevens.
Motor
Onderhoudswerkzaamheden aan de motor
overeenkomstig de gegevens in de ge-
bruiksaanwijzing van de motorfabrikant uit-
voeren.
Apparaat ontkalken
Bij afzettingen in de buisleidingen stijgt de
stromingsweerstand zodat de belasting
voor de motor te groot wordt.
Gevaar
Explosiegevaar door brandbare gassen!
Roken is tijdens het ontkalken verboden.
Zorg voor goede ventilatie.
Gevaar
Gevaar van inbrandende zuren! Veiligheidsbril
en veiligheidshandschoenen dragen.
Buis:
Voor de verwijdering mogen volgens wette-
lijke bepalingen uitsluitend goedgekeurde
ketelsteen-oplosmiddelen met keurmerk
worden gebruikt.
RM 100 (Best.-Nr. 6.287-008) zorgt dat
–
kalksteen en eenvoudige verbindingen
van kalksteen en wasmiddelafzettingen
oplossen.
RM 101 (Best.-Nr. 6.287-013) lost af-
–
zettingen op die met RM 100 niet ver-
wijderd kunnen worden.
Vul een tank van 20 liter met 15 liter water.
Voeg één liter ketelsteen-oplosmiddel toe.
Sluit de waterslang direct op de pomp-
kop aan en laat het vrije uiteinde in de
tank hangen.
Steek de aangesloten straalpijp zonder
sproeier in de tank.
Motor overeenkomstig de gebruiksaan-
wijzing van de motorfabrikant starten.
Open het handspuitpistool en sluit het
tijdens het ontkalken niet.
Temperatuurregelaar instellen op ar-
beidstemperatuur van 40 °C.
Apparaat laten draaien tot de arbeid-
stemperatuur bereikt is.
Zet het apparaat uit en laat het 20 minu-
ten staan. Het handspuitpistool moet
geopend blijven.
Pomp het apparaat tenslotte leeg.
Tip: Wij raden aan ter bescherming tegen
corrosie en voor de neutralisering van de
zuurresten aansluitend een alkalische op-
lossing (bijv. RM 81) via het reinigingsmid-
delreservoir door het apparaat te pompen.
Hulp bij storingen
Controlelampje brandstof licht op
Brandstofreservoir leeg
–
Bijvullen.
Controlelampje Onthardingsvloei-
stof leeg knippert
Vloeibare ontharder is leeg, om techni-
–
sche redenen blijft altijd een rest in het
reservoir achter.
Bijvullen.
Elektroden in het reservoir vervuild
–
Elektroden reinigen.
Motor draait niet
Instructies in de gebruiksaanwijzing van de
motorfabrikant in acht nemen!
Brandstoftank leeg.
–
Bijvullen.
Bougie verontreinigd.
–
Bougie defect.
Bougie reinigen of vervangen.
Geen olie in de motor.
–
Oliepeil van de motor controleren.
Olie bijvullen.
– 9
NL
61