5.1.1 Kleurenstraler en stroboscoop
NL
In deze modus straalt de schijnwerper constant
B
in een instelbare kleur. Daarnaast kunt u ook de
stroboscoopfunctie inschakelen.
Stel via het menu-item
helderheid van de kleuren rood, groen, blauw en
wit na elkaar in. Via het menu-item
ter) kunt u de stroboscoopfunctie inschakelen
(waarden vanaf 011) en de frequentie instellen.
Bedieningsstappen voor het instellen van een
kleur:
1) Druk enkele keren op de toets MENU tot op
het display
verschijnt.
2) Druk op de toets ENTER: Op het display ver-
schijnt
(Rood).
3) Na opnieuw drukken op de toets ENTER ver-
schijnt de ingestelde helderheid van deze
kleur (000 – 255) op het display. Stel met de
L
M
toetsen
en
de helderheid in.
4) Om de instelling op te slaan, drukt u op de
toets ENTER. Selecteer dan met de toets
M
of
de volgende kleur etc. Schakel ten slotte
eventueel de stroboscoopfunctie in.
5.1.2 Kleurwisselingsprogramma's
1) Druk enkele keren op de toets MENU tot
op het display wordt weergegeven.
2) Druk op de toets ENTER. Op het display ver-
schijnt
(automatisch programma 01).
3) Selecteer met de toets
programma:
AT01
R, G, B, RG, RB, GB
↥
↧
↥
↧
AT02
R
, R
, G
, G
↥
↧
AT03
RG
, RG
, RB
↥
AT04
RGBW
, RGBW
automatisch mengen tussen alle kleuren
AT05
(regenboogeffect)
Kleurwisselingsprogramma's
R = Rood, G = Groen, B = Blauw, W = Wit,
RG = Rood + Groen etc.
↥
= De kleur wordt van donker naar licht gedimd
↧
= De kleur wordt van licht naar donker gedimd
4) Start het programma met de toets ENTER
(displaymelding
voor run = lopen).
5) Standaard is de maximale processnelheid
ingesteld. Daardoor is bij de meeste pro-
gramma's alleen een flikkerende led te zien.
Om de snelheid te wijzigen:
a) Druk op de toets MENU om terug te keren
naar de weergave van het programma-
nummer.
b) Druk enkele keren op de toets
houd de toets ingedrukt), tot
speed) op het display verschijnt.
c) Druk op de toets ENTER. De ingestelde
snelheid wordt weergegeven (000 = snel,
255 = traag). Met de toetsen
laagt respectievelijk verhoogt u de snel-
heid.
d) Sla de instelling op met de toets ENTER.
Op het display verschijnt opnieuw
e) Keer met de toets
gewenste programmanummer en start het
programma met de toets ENTER.
6) U kunt ook vijf verschillende programma's
zelf samenstellen (
kunnen via de menu-items
worden gestart.
4.1.3 Zelf programma's samenstellen
Er kunnen vijf kleurwisselingsprogramma's met
elk 20 programmastappen (lichtscènes) worden
samengesteld. Bedieningsstappen om de eerste
scène samen te stellen:
1) Druk enkele keren op de toets MENU tot
op het display verschijnt.
30
2) Druk op de toets ENTER. Op het display ver-
schijnt
programmanummer al een programma werd
opgeslagen, selecteert u met de toets
(statische kleur) de
3) Druk op de toets ENTER. Op het display
wordt het eerste scènenummer
(shut-
gegeven.
4) Druk op de toets ENTER: Op het display ver-
schijnt
5) Zoals beschreven in hoofdstuk 5.1.1, stelt u
na elkaar de kleur in, schakelt u evt. de stro-
boscoopfunctie in en selecteert u de strobos-
coopfrequentie.
6) Stel de duur van de scène in seconden in via
het menu-item
wordt de scène overgeslagen.
7) Als u van de vorige scène naar de huidige
scène wilt mengen, stelt u via het menu-item
L
8) Als laatste stap bij het instellen van een
scène geeft u deze vrij (instelling
menu-item
item kunt u echter ook individuele scènes uit
de programmaloop nemen (instelling
L
M
of
het gewenste
9) Om alle waarden van de zelf samengestelde
programma's op 000 te resetten, selecteert u
de menu-items
↥
↧
↥
↧
, B
, B
, W
, W
drukt u vervolgens op de toets ENTER.
↥
↧
↥
↧
, RB
, GB
, GB
↧
5.1.4 Meerdere ODP-1910RGBW-apparaten
Meerdere ODP-1910RGBW-apparaten kunnen
synchroon worden bediend. Daarbij neemt een
apparaat (masterapparaat) de besturing over
van de overige apparaten (slaveapparaten).
1) Verbind de apparaten met elkaar tot een ket-
ting. Zie hiervoor bedieningsstappen 2 en 3 in
hoofdstuk 5.2.1.
2) Verbind eerst alleen het masterapparaat met
de voedingsspanning en stel de gewenste
kleur in (hoofdstuk 5.1.1)* of start een kleur-
wisselingsprogramma (hoofdstuk 5.1.2).
* Het display moet de helderheid van een kleur aan-
geven, anders ontvangen de slaveapparaten geen
besturingscommando's.
3) Verbind de slaveapparaten met de voedings-
L
M
of
(of
spanning. Ze "volgen" het masterapparaat tot
(auto
er op de respectieve apparaten een eigen
bedrijfsmodus wordt ingeschakeld.
5.2 Gebruik met een DMX-regelaar
M
L
en
ver-
Voor de bediening via een DMX-lichtregelaar
(bv. DMX-1440 of DMX-510USB van "img Stage
Line") is de schijnwerper uitgerust met 10 DMX-
besturingskanalen. Maar het apparaat kan ook
.
via slechts 7, 5 of 4 kanalen worden gestuurd,
L
M
of
terug naar het
als de functies die op dat moment beschikbaar
zijn, volstaan of als er op de lichtregelaar onvol-
doende kanalen vrij zijn.
DMX is de afkorting van Digital Multiplex , en
hoofdstuk 5.1.3). Ze
staat voor digitale besturing van meerdere DMX-
...
apparaten via één gemeenschappelijke bestu-
ringsleiding. De functies van de kanalen en de
DMX-waarden vindt u terug in het hoofdstuk
5.2.3.
5.2.1 DMX-aansluiting
Voor het aansluiten van het DMX-apparaat zijn
er 3-polige XLR-connectoren met volgende pen-
configuratie beschikbaar:
pen 1 = massa, pen 2 = DMX-, pen 3 = DMX+
(CHASE 1). Als er onder het
...
.
(Rood).
. Bij de instelling 000
de mengtijd in (00,0 ... 25,5 seconden).
TIME
WAIT
SC xx +1
SC xx
tussen scènes mengen
TIME = duur van de scène, WAIT = mengtijd
(gebruiken). Via dit menu-
©
©
aaneenschakelen (master-slavebedrijf)
Voor het aansluiten moeten speciale kabels voor
de DMX-signaaloverdracht gebruikt worden (bv.
kabels van de CDMXN-serie van "img Stage
L
M
of
Line"). Bij kabellengten vanaf 150 m wordt in
principe aanbevolen om een DMX-ophaalver-
sterker tussen te schakelen (bv. SR-103DMX
van "img Stage Line").
weer-
1) Steek de stekker (A) van de leiding DMX IN in
de koppeling van de bijgeleverde leiding met
de XLR-stekker en schroef de steekverbin-
ding met de wartelmoer vast. (Afbeelding 1
toont de voltooide verbinding.) Sluit de XLR-
stekker via een verlengsnoer aan op de
DMX-uitgang van de lichtregelaar of, als er
bijkomende DMX-gestuurde apparaten wor-
den gebruikt, op de DMX-uitgang van het
laatste DMX-gestuurde apparaat.
2) Verbind bij gebruik van bijkomende ODP-
1910RGBW-apparaten het eerste apparaat
via de koppeling van de kabel DMX OUT met
de stekker (A) van de kabel DMX IN van het
2de apparaat. Verbind het tweede apparaat
op dezelfde manier met het derde tot alle
apparaten in een ketting zijn aangesloten.
Als de DMX-verbindingskabels tussen de
apparaten te kort zijn, gebruik dan een ge -
schikt verlengsnoer, bv.
) via het
ODP-34DMX
ODP-34DMX / 10 (lengte 10 m).
3) Mocht de DMX-regelaar tijdens het gebruik
).
niet zonder storing functioneren, sluit dan de
DMX-uitgang van het laatste apparaat in de
ketting af met een weerstand van 120-Ω
, en
(> 0,3 W). De eenvoudigste manier om de
DMX-uitgang van een ODP-1910RGBW-ap -
paraat af te sluiten, is door een verlengsnoer
ODP-34DMX los te maken en de weerstand
met de pennen 2 en 3 van de stekker te ver-
binden. Steek de stekker met de weerstand
in de koppeling van de kabel DMX OUT.
5.2.2 Aantal DMX-kanalen
en startadres instellen
Om alle op de lichtregelaar aangesloten DMX-
apparaten afzonderlijk te kunnen bedienen,
moet elk apparaat een eigen startadres krijgen.
Als de eerste DMX-kanaal van het ODP-
1910RGBW-apparaat vanaf de lichtregelaar bv.
via het DMX-adres 6 gestuurd moet worden, stel
dan op de schijnwerper het startadres 6 in. De
overige DMX-kanalen van de RGBL-422DMX
zijn dan automatisch aan de volgende adressen
toegewezen. Voorbeelden met verschillende
startadressen:
Aantal
door de ODP-
Start-
DMX-
1910RGBW ge -
adres
kanalen
bruikte adressen
1
4
6
1
5
12
12 – 16
1
7
56
56 – 62
1
10
503
503 – 512
DMX-adresconfiguratie van de ODP-1910RGBW
Startadres instellen
1) Druk enkele keren op de toets MENU tot
op het display verschijnt.
2) Druk op de toets ENTER. Op het display ver-
schijnt het huidige startadres.
3) Stel met de toets
in.
4) Sla met de toets ENTER de instelling op of
verlaat met de toets MENU het menu-item
zonder op te slaan.
(lengte 2 m) of
volgend mogelijke start-
adres voor het nage -
schakelde DMX-apparaat
1 – 4
5
6 – 9
10
1 – 5
6
17
1 – 7
8
63
1 – 10
11
—
L
M
of
het gewenste adres