11.1.4. Werken met Microsoft® ActiveSync®
Zodra u uw navigatiesysteem met uw PC verbindt wordt ActiveSync® automatisch
opgestart. Het programma controleert, of het om een toestel gaat waarmee een
partnerschap is afgesloten. Als dat zo is, dan worden de wijzigingen op de PC en op
het navigatiesysteem, die sinds de laatste synchronisatie hebben plaatsgevonden,
met elkaar vergeleken en gecoördineerd. In de instellingen van het programma Ac-
tiveSync® kunt u precies instellen, welke gegevens bij de synchronisatie prioriteit
hebben. Om de effecten van de verschillende instellingen te leren kennen, opent u
de helpfunctie (met de toets F1) van het programma. Als het navigatiesysteem niet
als een partner wordt herkend, dan wordt automatisch een beperkte gast-toegang
geactiveerd, waarmee u b.v. gegevens kunt uitwisselen. Indien dit voorkomt terwi-
jl u over een geregistreerd partnertoestel beschikt, dan verbreekt u de verbinding
tussen navigatiesysteem en PC en zet u het navigatiesysteem uit en weer aan. U ver-
bindt dan het navigatiesysteem opnieuw met de PC, om de herkenningsprocedure
opnieuw op te starten. Wordt het toestel dan nog steeds enkel als gast herkend, dan
herhaalt u de procedure opnieuw en herstart u tevens uw PC.
OPMERKING!
Controleer altijd, dat u uw navigatiesysteem telkens op dezelfde USB-
poort van uw PC aansluit, omdat uw PC anders een nieuwe ID toekent
en uw toestel opnieuw installeert.
NL
FR
DE
31 van 38