Werbung
(39) REC1 en REC2 uitgangsbussen
Aansluitbussen voor een opnameapparaat. Op deze bussen komt het MASTER uit-
gangssignaal uit.
De bussen worden gekenmerkt door REC1 (opnameuitgang1) en REC2 (opnameuit-
gang2). Op de door „L" gekenmerkte bussen komt het signaal van de linker uitgang
uit, op de door „R" gekenmerkte bussen komt het rechter uitgangssignaal uit.
De bussen zijn geschikt om aan te sluiten op de cinchingang van bijv. een cassette-
deck.
(40) MON1 en MON2 uitgangsbussen
Op deze bussen kan een externe monitorversterker worden aangesloten. Het monitor-
signaal wordt beïnvloed door de monitor-fader (20) en de monitor-instelregelaar (6)
van het desbetreffende kanaal.
Er zijn 2 monitoruitgangen beschikbaar, MON1 en MON2. Op de door „L" gekenmerk-
te monitorbussen komt het signaal van de linker monitoruitgang uit, op de door „R"
gekenmerkte bussen komt het signaal van de rechter monitoruitgang uit.
(41) SUB1 en SUB2 uitgangsbussen
Op deze bussen kan een externe versterker worden aangesloten. Het signaal van de
SUB1 en SUB2 uitgangen wordt geregeld door de Sub1 fader (21) resp. SUB2 fader
(22).
Op de door „L" gekenmerkte bussen komt het signaal van de linker uitgang uit, op de
door „R" gekenmerkte bussen komt het rechter uitgangssignaal uit.
(42) MAST1 en MAST2 uitgangsbussen
Op deze bussen kan een externe versterker worden aangesloten. Het MASTER-sig-
naal wordt geregeld door de MASTER-faders (24) en (25).
Er zijn 2 MASTER-uitgangen beschikbaar, MAST1 en MAST2. Op de door „L" geken-
merkte MASTER-bussen komt het signaal van de linker MASTER-uitgang uit, op de
door „R" gekenmerkte bussen komt het rechter MASTER-uitgangssignaal uit.
(43) AUX1 en AUX2 ingangsbussen
Via deze cinchbussen kan het signaal van een externe CD-speler, tuner, cassettedeck
worden toegevoerd. Er kunnen apparaten met een cinchuitgang met LINE-niveau
worden aangesloten.
(44) Netsnoer-bus
Op deze bus wordt het meegeleverde geaarde netsnoer aangesloten. De aansluiting
ervan dient voor de spanningsvoorziening van het apparaat.
(45) Zekeringhouder
De zekeringhouder dient voor de netzekering.
84
Stellen Sie sicher, daß vor dem Anschluß des Gerätes der Netz-
stecker ausgesteckt ist und alle GAIN-/Pegelregler (2) auf Minimum
gedreht sind (Linksanschlag). Schalten Sie vor dem Anschluß des
Gerätes alle anderen Geräte, die mit dem Mischpult verbunden wer-
den sollen aus.
Kabel sind wichtige Verbindungsglieder in der Anlage, benutzen Sie
deshalb hochwertige, trittfeste Kabel mit hochwertigen Steckern.
Verlegen Sie die Ein/Ausgangs-Kabel des Mischpultes nicht direkt
neben Netzleitungen, falls nötig kreuzen Sie diese Kabel im rechten
Winkel um die Gefahr einer Einstreuung möglichst gering zu halten.
Grundsätzlich sollten die Ein-, bzw. Ausgänge des angeschlossenen Gerätes gleich-
wertig den Ein., bzw. Ausgängen des Mischpultes sein. Z.B. an die XLR Anschlüsse
des Mischpultes sollten auch nur Geräte mit XLR Anschluß angeschlossen werden.
Anschluß der Eingänge
LINE Eingänge (35)
Unsymmetrische 6,3mm Mono-Klinkeneingänge. Schließen Sie an diese Eingänge
Ihre Signalquellen, wie z.B. Tuner, Cassettendeck oder CD Spieler an, es können auch
Instrumente, wie z.B. Gitarre, Keyboard, etc. angeschlossen werden. Die Geräte soll-
ten über den Ausgang, der das Signal in LINE-Pegel liefert, an das Mischpult ange-
schlossen werden.
Um eine Signalquelle mit Stereoausgang anzuschließen müssen Sie 2 Mischpultein-
gänge belegen. Auf den ersten Kanal wird das rechte, auf den zweiten Kanal das linke
Signal gelegt. Drehen Sie den PANPOT Regler (8) des ersten Kanals auf Stellung „R"
und den PANPOT des zweiten Kanals auf Stellung „L".
Anschlußbelegung:
Klinke:
Spitze (TIP) = Plus (HOT)
Schaft = Masse
MIC BALANCE Eingänge (35)
Symmetrische XLR Eingänge, zum Anschluß an Mikrofone. Schließen Sie hier nur
Mikrofone an, die keine Phantomspeisung benötigen.
Die Mikrofone müssen über eine niedrige Impedanz (600 Ohm) verfügen.
17
Werbung
Kapitel
