AP - Geavanceerde instellingen: dit zijn de geavan-
ceerde instellingen toegankelijk voor bevoegden. Om
toegang te krijgen tot dit menu moet een wachtwoord
worden ingevoerd (zie paragraaf 7.6).
Err – Laatste 5 alarmmeldingen. In afwezigheid van
fouten verschijnt nOnE.
AE - Via het menu AE wordt de geïnstalleerde firmware
geïdentificeerd. Firmware=AE01+AE02+AE03
7.4. Parameters
De volgende parameters zijn beschikbaar en program-
meerbaar:
7.4.1. UP – Instellingen werking
Par.
Beschrijving
UP01 Bedrijfsmodus
UP02 Setpoint
NL
7.4.2. PP – Instelling aanzuiging (Priming)
Par.
Beschrijving
PP01 Beheer priming
PP02 Tijd check waarvoor
de omstandigheid van
mislukte aanzuiging
moet bestaan voordat
de fase Priming wordt
geactiveerd (sec)
PP03 Maximale tijd van de fase
Priming (min)
PP04 Tijd gedurende welke
de check Priming wordt
gedeactiveerd (alleen
gebruikt indien PP01=3)
7.4.3. CL – IInstelling modus Quick Clean
Par.
Beschrijving
CL01 Activeringstijd modus
Clean (min)
7.4.4. AP – geavanceerde instellingen
Par.
Beschrijving
AP01 Reset naar fabrieksin-
stellingen
7.5. Bedrijfsmodus
Er kunnen drie verschillende bedrijfsmodi worden
ingesteld:
FL - FLOW (standaard) in deze modus is het systeem
ingesteld voor de werking bij een setpoint voor debiet
dat wordt ingesteld met de parameter AP02 (zie tab.
7.5.1)
SP – SPEED in deze modus is het systeem ingesteld
voor de werking bij een setpoint voor toerental dat
wordt ingesteld met de parameter AP02 (zie tab. 7.5.1)
CL – QUICK CLEAN in deze modus is het systeem
ingesteld voor de werking bij maximaal toerental,
gedurende een tijd ingesteld met parameter CL01;
vervolgens gaat de pomp over naar OFF.
Pagina 60 / 88
In te voeren waarde Standaard
FL = Debiet
FL
SP = Toerental
CL = Quick Clean
1 ÷ 4
3
In te voeren waarde Standaard
0 = check Priming
0
altijd geactiveerd
1 = check Priming
altijd gedeactiveerd
2 = check Priming
gedeactiveerd
gedurende de eerste
PP04 min
10 ÷ 120
30
1 ÷ 15
2
1 ÷ 10
5
In te voeren waarde Standaard
1 ÷ 30
5
In te voeren waarde Standaard
nO, yES
nO
7.5.1. Tafel Setpoint
Setpoint
1
Modus Flow
1 ÷ 3
m
3
Modus
50 %
Speed
In constante stroommodus (Flow) beweegt het
werkpunt binnen een stroombereik dat afhankelijk is
van het setpoint en de systeemcondities (tab. 7.5.1)
Modus Quick Clean
Fase Priming
7.5.2. Beheer aanzuiging (Priming)
De aanzuigprocedure heeft twee fasen.
1. Fase check Priming: de pomp controleert tijdens
de normale werking of hij volledig is aangezogen.
Als PP01=0 dan is de fase check Priming altijd
actief. Deze fase kan permanent gedeactiveerd
worden (PP01=1) of gedurende een beperkte tijd
(PP01=2), waarna hij weer geactiveerd wordt. In
geval van PP01=2 wordt de check Priming, bij elke
nieuwe inschakeling van de pomp, gedeactiveerd
gedurende de eerste PP02 minuten.
2. Fase Priming: de pomp gaat alleen over naar de
fase Priming als hij tijdens de fase check Priming
niet volledig os aangezogen gedurende een tijd
gedefinieerd met parameter PP02. Tijdens deze
fase functioneert de pomp bij maximaal toerental,
tot hij volledig is aangezogen of tot het verstrijken
van de maximale tijd gedefinieerd met PP03. Als
de pomp aan het einde van deze tijd volledig is
aangezogen, gaat hij automatisch over naar het
ingestelde setpoint; anders verschijnt Er07.
7.6. Invoering wachtwoord
Om toegang te krijgen tot een menu beschermd door
PASSWORD, zal het in te voeren getal knipperen. Met
de knoppen (plus) en (min) kan het knipperende ge-
tal veranderd worden. Met de knop (enter) wordt het
getal bevestigd en kan het volgende getal ingevoerd
worden.
Als alle getallen juist zijn, krijgt u toegang tot het MENU,
anders zal het eerste getal weer gaan knipperen.
Druk, om de programmering te verlaten, op (menu) tot
u weer bij de weergegeven parameters terugkeert; de
modus programmering is verlaten als de indicator van
programmering verdwijnt.
wachtwoord: 1959
8. INSCHAKELEN EN GEBRUIK
8.1. Controles alvorens in te schakelen
Het apparaat mag niet ingeschakeld worden wanneer
er beschadigde onderdelen zijn.
8.2. Eerste inschakeling
OFF
8.2.1. Afvullen
ATTENTIE: laat de pomp noot droogdraaien!
Als de pomp werkt onder het vloeistofniveau (directe
toevoer), vul dan de pomp door de afsluiter aan de
zuigzijde langzaam en volledig te openen, terwijl de
afsluiter aan de perszijde open wordt gehouden om de
lucht de laten ontsnappen.
In vaste opstellingen waarbij de pomp boven het
I-MPC Rev1 - Bedieningsvoorschrift
2
3
3 ÷ 7
7 ÷ 9
9 ÷ 12
/h
m
/h
m
/h
m
3
3
70 %
85 %
100 %
Display
CL
PrI
4
/h
3